Maandelijks archief: augustus 2015

Zwijgen en verdoezelen

rob rond„Koud zeg, gooi eens een Jood op het vuur!”
Telefoontje. „Zeg, die zin kan echt niet. We nemen je column zo niet mee.”
De eindredacteur heeft voor de zekerheid eerst even de hoofdredacteur gebeld.

Onze adem parelt in de lucht, als een medemuzikant en ik ’s nachts een opnamestudio in Baarn uitlopen op weg naar de auto. Die jongen maakt graag zulke opmerkingen. Twee leren lampekapjes in de studio noemt hij ‘Sam en Moos’. Zelf is hij Indo.

Dus ik schrijf een column over racisme, discriminatie en Jodenhaat, maar mag geen voorbeelden geven van dingen die ik zelf zie? Is schrijven over vergassing even kwalijk als vergassen?

Een andere zin blijkt ook niet te mogen. „Voor de oorlog had ik in Rotterdam een paar Joodse vriendjes, maar vroeg of laat leverden die je een streek.” Vertelde mijn vader, ooit Japans krijgsgevangene. Was hij racist? „Ik vind hun vrouwen altijd zo charmant”, zei hij toen hij op tv een Japanse zag praten. In 1971 moest hij niks weten van het protest van cabaretier Wim Kan, ook Jappenslachtoffer, tegen het bezoek van keizer Hirohito aan Nederland. Mijn vaders horloge was een Seiko en zijn cd-speler een Sony.

Met zwijgen en verdoezelen kun je toch niet laten zien wat er speelt in de wereld?

Daar had ik wel gelijk in, vond de hoofdredacteur. „Maar met ónze lezers durf ik het niet aan. Die begrijpen dat niet. Moet je alleen al zien wat we over ons heen krijgen als we kritisch schrijven over de gang van zaken bij een regionale voetbalclub.”

Ziedaar de oorsprong van het politiek correcte. Wrevel en wrijving ga je uit de weg. En om zieltjes te sparen gebruik je mooie woorden voor lelijke dingen. De werkelijkheid mag dan kwetsend zijn, onze woorden mogen dat niet.

Logisch. Moet je iemand zwart noemen? Met andere woorden, is het niet erg genoeg dat hij zwart is? Om maar te zwijgen over neger, nikker of kaffer. Of zwartje, zoals Martin Simek bij DWDD deed, waar de zwarte tv-presentatrice Sylvana Simons prompt over viel. Niemand die erbij stilstond dat Simek een Tsjech is en als Slaaf niets snapt van de nuances van het Nederlandse verkleinwoord.

Mede dankzij Freek de Jonge, Theo Maassen en Hans Teeuwen zijn we in Nederland wel zo’n beetje van de verbale bekrompenheid af, dacht ik ooit. Maar nee. Jan Jaap van der Wal krijgt de wind van voren als hij iemand een mongool noemt. Gerard Cox had niet mogen zeggen dat ‘Toen was geluk heel gewoon’ zo heette omdat er toen in Nederland nog geen Marokkanen waren. Freek de Jonge zei ooit dat bij tijdige legalisering van abortus het christendom er nooit was geweest. Over de islam heb ik hem nog niet horen grappen.

De Duitsers verbloemden vergassing door van eindoplossing te spreken. Zwarten heten straks Afro, tot dat woord net zo smerig is geworden als zwart. Interieurverzorgster zal ooit gelden als een belediging, en als afvalbeheerder zal de vuilnisman het ook niet lang maken. Het eufemisme is niet dood, het leeft! Met de effectiviteit van een motor die op volle toeren stationair draait.

Ik citeer graag Friedrich Schiller: tegen de domheid strijden zelfs goden vergeefs.

_________________________________

Reageren kan hier.

Salmonellatelevisie

maaike_rondDe vakantie is voorbij, komkommertijd ook.
Jammer: op tv geen Zomergasten meer, geen praatprogramma’s waar de tijd wordt genomen voor gesprekken, los van de waan van de dag.

Het politieke reces is namelijk ook voorbij. In de talkshows en nieuwsrubrieken zien we straks weer de spelers flitsen en blitsen. Of verkreukeld worden.

Format? „Politieke gast, je krijgt tien minuten, inclusief twintig onderbrekingen door de interviewer.”

Er valt natuurlijk een hoop kritiek te leveren op politici. Naast de noodzakelijke ambitie zijn ijdelheid en pretenties hun niet vreemd. Maar omdat de dames en heren kritische journalisten daar ook geen gebrek aan lijken te hebben, moet ík naar een spel om het spel kijken. Een soort Wordfeud – letterlijk: woordvendetta. En niet voor de lol, in ieder geval niet de mijne.

Sommige ‘anchors’ lijken een roeping te hebben, een beetje als Jomanda, het spirituele medium uit Tiel. Deze geroepenen uit Hilversum zien zichzelf als ontmaskeraars van het Haagse wereldje, alsof het daar louter leugenaars en bedriegers zijn. En zo kan het gebeuren dat Twan Huys in College Tour beleefder is tegen crimineel Willem Holleeder dan tegen politicus Diederik Samsom.

Dat de kijkcijfers stijgen naarmate de uitzending spannender wordt – dat wil zeggen, de politicus wordt zó vaak in de rede gevallen dat hij daarna rijp is voor stottertherapie – is niet de bedoeling natuurlijk. Dat is slechts een aangename bijkomstigheid.

Biologie kent ook media, lees ik op Wikiweetalles. Het zijn voedingsbodems ten behoeve van een bacteriecultuur. Een lauw stukje kipfilet met salmonella, bijvoorbeeld. Je wordt er doodziek van. Maar deze media hebben in ieder geval geen pretenties.

De relatie media en politici wordt ook wel eens een moeizaam huwelijk genoemd: ze kunnen niet zonder en niet met elkaar.

Ik hoop tóch dat het uitgaat tussen die twee. Word er een beetje ziek van.

______________________________

Reageren kan hieronder of op Facebook.

Hoe saaier, hoe beter

rob rondDit jaar is het vier eeuwen geleden dat Hendrik van Haexbergen, stadssecretaris in Deventer, begon met een kasboek waarin hij ook persoonlijke zaken optekende. Bijvoorbeeld wanneer hij koorts had. Of over de dag waarop zijn dochtertje bij een nieuwe meester naar school ging. Die scholing tekent het niveau van de Van Haexbergens. De leerplichtwet zou er pas drie eeuwen later komen.

In 1615 kon Van Haexbergen terugkijken op 47 jaar oorlog. De Tachtigjarige Oorlog zou nog 33 jaar duren. Dat evenement was begonnen in het jaar waarin de graven van Egmont en Hoorne werden onthoofd.

Wie in 1715 terugkeek, zag een woelige eeuw. Tienduizenden heksenverbrandingen vonden er alleen al in Europa plaats. Ook aan onthoofdingen geen gebrek. In 1619 was Johan van Oldenbarnevelt aan de beurt na een staatsgreep door prins Maurits. En in 1672, het rampjaar, vermoordde en verminkte gepeupel de gebroeders De Witt. Stadhouder Willem III, later ook nog koning van Engeland, speelde een twijfelachtige rol. Wereldwijd werden er met groot enthousiasme oorlogen gevoerd.

1815 is een beroemd jaar. Napoleon vond zijn Waterloo. Wie terugkeek, zag een woelige eeuw, waarin Pruisen ontstond en tsaar Peter zijn nieuwe hoofdstad Sint-Petersburg bouwde. Er was weer driftig oorlog gevoerd. Nog steeds heksenverbrandingen. En talloze onthoofdingen. Die verliepen inmiddels een stuk soepeler dankzij de automatisering in de vorm van de guillotine, een bijproduct van de Verlichting.

In 1915 was de Eerste Wereldoorlog in volle gang. Wie terugkeek, zag een woelige eeuw. Onthoofdingen vonden nog steeds plaats, de paus was er een groot voorstander van. Het keizerrijk Duitsland ontstond. Er werd weer driftig oorlog gevoerd. In Europa dansten de grote mogendheden argwanend om elkaar heen terwijl ze wereldwijd hun gebied en hun invloed probeerden uit te breiden.

Wie in 2015 terugkijkt, ziet een woelige eeuw. Pogingen om andermans gebied in te pikken. Het aantal moorden was nooit zo hoog. Mensen kwamen om door gas en atoombommen. De nazi’s gebruikten de Fallbeil om te onthoofden. Het moorden hield ook na de Tweede Wereldoorlog niet op. Zo kan Europa bogen op Srebrenica.

Wie in 2115 terugkijkt, ziet… Tsja, dat weten we nog niet, maar we kennen het startpunt. Op een flink aantal plaatsen in de wereld is er oorlog. Het scheiden van hoofd en romp is nog steeds populair. Staten vertrouwen elkaar voor geen cent en het inpikken van andermans gebied komt nog steeds voor. Het zijn onze kinderen en kleinkinderen die inmiddels het toneel bevolken. Een tip aan de nieuwe acteurs: zorg dat het geschiedenisboekje van de 21e eeuw zo veel mogelijk lege bladzijden gaat tellen. Hoe saaier, hoe beter.

_________________________________

Reageren kan hier.

Minestrone

maaike_rondNa onze reis naar het Wilde Westen van Praag, stappen we nu uit in het Verre Oosten van de Tsjechische hoofdstad, bij het andere eindpunt van tram 22. Ik zeg hardop wat ik twee haltes eerder alleen maar dacht: misschien handig om er hier uit te gaan. Daar zag ik namelijk een parasol en ik was bang dat het de laatste zou zijn.

Alle Tsjechen – toch gevonden tussen alle toeristen – die de tram verlaten, stappen over op een bus en dat lijkt het enige wat je hier kunt doen. Eén meisje loopt wél verder, ergens naartoe. We lopen even een stukje mee en informeren of er een terras is – deze wereldreizigers kunnen nog geen uurtje zonder. „Eén halte terug”, zegt ze vriendelijk. In het Engels, we gaan het vanzelfsprekend vinden.

Het is half één ’s middags. Verstandige en goed georganiseerde mensen zitten nu in de schaduw te lunchen en wij lopen, meedogenloos beschenen door de koperen ploert, vele honderden meters terug. Twee haltes, blijkt helaas.

De parasol hoort bij een tafel op een terras vóór een bowlingbaan waar ze ook Italiaanse gerechten serveren. De kaart is in het Italiaans en Tsjechisch. Van het laatste herkennen we geen woord. De Tsjechische waardin spreekt alleen haar eigen taal, maar geen nood: nu is het Italiaans tot wereldtaal gebombardeerd. Want we veronderstellen dat zij haar eigen kaart wel snapt. Levensgezel L. wil soep vooraf en bestelt minestrone. Dat woord kennen we.

Als de gerechten komen, is er geen soep bij. De waardin begrijpt uiteindelijk wat we hadden verwacht en wijst op een totaal ander gedeelte van de kaart dan waar ‘minestrone’ staat, een woord aan: polevka. Maar dat kan nu niet meer.

Booking.com had het nog zó gezegd: je reis goed voorbereiden! Maar ik ben de taalgids vergeten. Ik erken, in alle talen, mijn tekortschieten. En de soep laten we ook maar schieten.

Terug in het hotel zoek ik beschaamd op internet op wat minestrone dan wél betekent als het dus geen soep is, wat ik mijn hele leven dacht. Ahum, soep dus, gemaakt van allerlei groenterestjes – spreekt me wel aan trouwens: nooit iets weggooien, alles mag erin.

En de kok in het restaurant had zeker geen restjes groente gehad die dag om minestrone te maken. En we hadden wel gewone soep kunnen krijgen: polevka. Denk ik. Mijn talenkennis mag dan belabberd zijn, maar met mijn fantasie is niks mis.

Dat doet me denken aan de Tsjechische barkeeper  uit het eerste deel van onze tramtrip, die uit Zambia kwam. En aan aan de bruiloft van een Nederlandse vriendin die aan de vooravond van ons Praagse avontuur met haar Tsjechische lief trouwde. Dan is er de receptioniste in ons hotel, die van Indonesische afkomst is. De barkeeper daar is Slowaak.

Participerend onderzoek leert ons dus dat er in Tsjechië, behalve toeristen uit de hele wereld, ook Tsjechen zijn vanuit de hele wereld.

Het spreekt me aan. Een land als minestrone: alles mag erin.

______________________________

Reageren kan hieronder of op Facebook.

Geen cent te veel hoor

rob rondVan ludduvuddu kun je rare dingen doen. Hooguit achttien was mijn vader toen hij in Rotterdam door een plaatselijke schone werd verleid. En gedumpt. Iets drastisch was nodig, wilde hij uit zijn cirkel van wanhoop breken.

Op naar Indië. Van de massa’s jongemannen die zich tijdens de crisis medio jaren dertig meldden bij het Koninklijk Nederlands-Indische Leger, kortweg KNIL, kwamen er in die Nijmeegse kazerne in 1935 maar twee door de keuring. Een van hen was mijn vader.

Zo kwam de Rotterdamse volksjongen terecht in een tropisch land, waar de zon om twaalf uur recht boven je hoofd staat en waar mensen ’s avonds een ommetje deden in hun pyjama. Soms waren er aardbevingen en dan rende iedereen naar buiten. Over de muren in de huizen liepen tjiktjaks. Voor een dubbeltje at je bij de Chinees. Die verstopte de sambal als hij een van de Nederlandse gasten zag komen, iemand die altijd uit het potje snoepte. Vooral groene sambal vond de man lekker – de heetste. Groen waren in Indonesië ook de sinaasappels.

Van politiek had mijn vader geen benul. Multatuli had hij niet gelezen. Over de aard van het kolonialisme had hij geen mening. Hij was gewoon in dienst gegaan. Zonder verder na te denken. De inlanders vond hij aardig. Tussen de Nederlanders en de plaatselijke meisjes boterde het best.

Nederland is inmiddels bezet. In Indië duiken de Jappen op. „Wij beschikten enkel maar over geweren om op de twee tweedekkers te schieten waarmee ze boven ons gebied vlogen”, vertelde mijn vader. Na drie maanden, in maart 1942, gaven de slechtbewapende Nederlanders zich gewonnen. Ze belandden in kampen.

Een onderwijzer in het gemêleerde gezelschap in het kamp gaf taalles. Zo leerde mijn vader dat ‘als zijnde’ fout Nederlands is. Hij ontdeed zich in zijn Indische tijd van zijn Rotterdamse accent. Meer positiefs had hij niet te melden over het kampleven.

Aan andere verhalen geen gebrek. Een Engelse jongen jatte brood uit een keuken en betaalde met zijn hoofd. Een Jap scheidde het met zijn zwaard van de romp. Mijn vader stond erbij en keek ernaar. De krijgsgevangenen moesten buigen voor hun beulen, terwijl die sigaretten uitdrukten op de blote buik van de onderworpenen. Een groot litteken op mijn vaders scheenbeen herinnerde aan een steenscherf die insloeg tijdens hakwerk bij de aanleg van een vliegveld.

„Zaten er dan geen goeie Jappen tussen?”, vroeg ik ooit.

„Er was één dokter die wel meeviel”, antwoordde mijn vader. „Over hem zeiden we: die krijgt een boom in de schaduw.”

Het werk was hard, de voeding slecht. „We kregen alleen wat rijst, waaruit we eerst nog steentjes en stokjes moesten peuren.”

Van de 42.000 kampbewoners kwamen er 16.000 om. Mijn vader kreeg dysenterie en ging net niet dood. Door gebrek aan vitamine A en B stierven zijn oogzenuwen af. Kampogen. Sindsdien was hij voor 93 procent blind. Fietsen werd te link, behalve achter op een tandem. Gezichten herkennen lukte ook niet meer. „Ik word voor arrogant versleten omdat ik bekenden niet groet op straat.” Lezen deed hij met een loep. Hij zat met zijn neus boven op de tv, maar de ondertitels bleven te vaag. Die moesten zijn huisgenoten voorlezen.

Ruim drie jaar zat hij in dat kamp, terwijl hij in dienst was van het KNIL. Dat koloniale leger viel onder een apart ministerie. Tijdens hun internering kregen de Nederlandse militairen in Indië hun soldij niet uitbetaald.

„Wanneer krijgen we ons geld?”, vroegen zij na de oorlog aan Den Haag.

„Dat krijgen jullie niet”, zei Den Haag.

En zo geschiedde. Nederland heeft deze militairen hun loon onthouden. De gekste argumenten kom je tegen. Bijvoorbeeld: jullie hebben toch kost en inwoning van de Japanners gehad? Het officiële argument is ook heel interessant: toen de Indonesiërs zich onafhankelijk verklaarden, kregen ze behalve de lusten ook de lasten en is de betalingsverplichting naar hen overgegaan.

Met andere woorden: het leger waarmee Nederland de Indonesiërs koloniseerde, moet door de gekoloniseerden worden betaald.

Waarom zet Nederland zichzelf zo te kakken? Uit louter gierigheid. Waarom betalen als het niet hoeft? Wij zijn als Zeeuws Meisje uit de tv-reclame: geen cent te veel hoor.

_________________________________

Reageren kan hier.

De Rijdende Rapper

rob rondJe zit zonder werk en prakkiseert over een manier om brood op de plank te krijgen. Eureka! Je wordt Rijdende Rapper. Voor een bescheiden gage geef je concerten in je eigen auto waarmee je onderwijl je publiek van A naar B brengt. Nou, mooi niet. De wetgever steekt een spaak in het wiel.

„Ik moet toch zelf weten waar ik optreed?”
Ja.
„En de mensen moeten toch zelf weten of ze mijn show in mijn auto willen bijwonen?”
Ja.
„En of ze daar geld voor over hebben?”
Ja.
„Dan mag ik mijn auto intussen toch wel van A naar B sturen?”
Nee, dat mag niet. Dat is personenvervoer over de weg. Daar heb je een vergunning voor nodig.
„Dus de wet houdt vernieuwing tegen?”
Wat is hier het nieuwe?
„De Rijdende Rapper. Die is er nog niet.”

Rappers zijn er genoeg. Chauffeurs ook. Zo’n combinatie levert geen novum op in de zin van de wet. Als het zo makkelijk was, zag je binnen een mum van tijd een hele serie nieuwe beroepen: de Karrende Crooner, de Jakkerende Jodelaar, de Flitsende Fluiter, ik noem maar wat.

„Waarschijnlijk heb je wel gelijk. Onze overheid houdt ook innovatie als Uber tegen.”

Wacht even. De wet zegt dat je voor personenvervoer een vergunning nodig hebt. Mag ik als privépersoon voorbijgangers op straat vervoer tegen betaling aanbieden?
„Nee.”
Mag ik mensen via de krant betaald vervoer aanbieden?
„Nee.”
Mag ik mensen via telefoon of internet betaald vervoer aanbieden?
„Eh… nee.”
Dat wil Uber. Onder het mom van innovatie willen ze snorren legaliseren. En een overheid die tegenstribbelt, is dan ouderwets. Niet van deze tijd.

„Wat is er mis met het opengooien van de taximarkt?”

Om te beginnen, noem het dan ook zo: opengooien van de taximarkt. Verschuil je niet achter een kulargument als innovatie. En ten tweede, nooit gemerkt wat het opengooien van die markt in Amsterdam teweeg heeft gebracht?

„Een taxioorlog toch?”
Ja. En chauffeurs die in afgeragde auto’s rijden, korte ritten weigeren, de meter uit laten en dat soort zaken. Ik kon een tijdje terug in een Amsterdamse taxi niet met creditcard betalen. In Szczecin wel.
„Waar?”
Szczecin. Nooit van gehoord?
„Nee.”
Dacht ik al. Heette Stettin toen het nog Pruisisch was. De latere tsarina Catharina de Grote is er geboren. Ligt nu in Polen en is groter dan Nederlands vierde stad, Utrecht. Onbeduidend plaatsje dus.

„Gaan we katten?”

Nee hoor, alleen maar even pochen dat ik zoveel weet. En je kunt gewoon Rijdende Rapper worden, hoor. Misschien krijg je wel gelijk als je een verbod aanvecht. Gaat met Uber ook gebeuren. En dan wordt de taxiwereld nog meer een jungle.

_________________________________

Reageren kan hier.

Tram 22

maaike_rondWe verblijven in Praag en zijn daar niet de enigen. Nuchter denkend zou je toch zeggen dat er ook mensen besloten moeten hebben deze vakantie NIET naar deze prachtige stad te gaan.

Voorlopig hou ik het erop dat de meeste Britten, Fransen, Amerikanen, Spanjaarden, Italianen, Japanners, Chinezen, Duitsers er wél zijn. En dan wij natuurlijk, met bijna de rest van Nederland. Nou kan het zijn dat ik de wereld enigszins koortsig waarneem: de buitenboel is door de zon behaaglijk opgestookt tot 37 graden. In de schaduw.

Op de markt sta ik aan een kraampje-met-weefgetouw enkele handgemaakte warme shawls voor het thuisfront te kopen en ik wil niet weten wat de temperatuur in de zon is. Ik merk niet eens of ik het bij het afrekenen extra warm krijg, zoals normaal met vreemde valuta. Tsjechië heeft kronen en voordat Griekenland alsnog uit de euro stapt – of gegooid wordt – moeten de Europese leiders nog maar eens goed bij zichzelf te rade gaan. Want dáár kan het ook zo heet zijn. En dat is voor de reiziger héél oncomfortabel bij het omrekenen. Ik krijg wel korting.

Levensgezel L. en ik besluiten Praag helemaal te bekijken, niet alleen het centrum. Dus nemen we tram 22, eerst helemaal naar links en dan helemaal naar rechts. Of helemaal naar het westen en dan het oosten, zeggen echte reizigers.

In het westen stappen we uit en gaan op zoek naar een gelegenheid waar ik kan plassen en wij allebei wat drinken. We zien een driesterrenhotel en een parasol; dat moet goedkomen. Eerst is er niemand door wie we gered kunnen worden, maar dan verschijnt er een robuuste, vriendelijke man van een jaar of 45 die Engels spreekt ­– in Tsjechië geen vanzelfsprekendheid. We vertellen over onze behoefte aan een drankje en terloops breng ik het toilet ter sprake. Maar hij ziet de urgentie en wijst me eerst de wc. De man kan niet meer stuk bij mij.

L. staat buiten de wc op me te wachten en vertelt dat de man ons heeft uitgenodigd in zijn bar, die eigenlijk gesloten is. Als wij ons drankje bijna op hebben, komt hij er even bij zitten en vraagt wat wij hier zoeken.

Om nou ‘avontuur’ te antwoorden, dat klinkt zo stom. Dus zeggen we dat we de 22 hebben genomen om héél Praag te zien. Kan hij ons hier iets aanbevelen? Hij aarzelt, en zegt dat ‘The Castle’ hier niet ver vandaan is. Inderdaad, 20 minuten met de tram terug. Dat hebben we al bezocht toen we nog tussen een substantieel deel van de wereldbevolking liepen. In het centrum.

Het wordt tijd voor een wedervraag: hoe lang woont hij al in Tsjechië? Vanwege de grijzende rasta’s rond zijn diepzwarte vollemaansgezicht hebben wij het idee dat hij niet in Tsjechië is geboren. Dat klopt: 27 jaar geleden kwam hij uit Zambia hiernaartoe. Hij spreekt inmiddels ook Tsjechisch en heeft deze bar sinds kort gepacht. Daarvóór werkte hij aan de overkant van de straat, in clubs. Erotic City, ik had al zoiets zien staan.

We betalen en nemen hartelijk afscheid, maar niet voor lang. Traditiegetrouw laten we overal iets hangen met waardevolle spullen erin. Zo ook nu. Dus we zien hem snel weer terug met het jasje van L. als we al op weg zijn naar de tram. Nu kan hij voor ons beiden niet meer stuk.

Om te ontdekken of er ook Tsjechen in Praag zijn, gaan we nu naar de rechterkant van de stad, het oosten bedoel ik. U hoort nog van me.

______________________________

Reageren kan hieronder of op Facebook.

Spion

rob rondStelen mag, als je maar niet wordt gepakt. Roept een rechter uit mijn kennissenkring op verjaardagsfeestjes. In toga zegt hij heel andere dingen. Bijvoorbeeld dat wij brave burgers moeten zijn, zoals de wet en de overheid dat voorschrijven.

Spioneren mag, als je maar niet wordt gepakt. Ik ken niemand die dat roept, maar zo werkt het wel. En hier maken diezelfde overheden van wie wij brave burgers moeten zijn, zelf hun handen vuil. Neem het afluisteren van het mobieltje van Angela Merkel door de Amerikanen.

Spioneren loont. Vraag maar aan de Russen. Dankzij een aantal mollen in Los Alamos, waar de Amerikanen de atoombom uitvonden waarmee ze in 1945 Hiroshima en Nagasaki in de as legden, hadden de Sovjets in 1949 ook zo’n wapen. Voor het echtpaar Julius en Esthel Rosenberg loonde de spionage niet. Zij belandden er in 1953 voor op de elektrische stoel.

Zo schokkend was de spionage van Iván Agafónov niet. De jonge Rus draaide als onderzoeker mee in een lab van de TU Eindhoven dat meewerkt aan de ontwikkeling van de kwantumcomputer. Daarover bleek hij regelmatig een Russische diplomaat in Duitsland bij te praten. Agafónovs straf was evenmin schokkend: hij hoefde alleen maar ons land uit.

Die kwantumcomputer – twintig keer zo snel als de snelste huidige computer – is er nog lang niet. Het principe is lastig. Een gewone computer rekent met nullen en enen. De kwantumcomputer werkt met eenheden die zowel één als nul kunnen zijn, maar je weet niet wanneer. Dit apparaat draait op onzekerheid.

Kan een kat tegelijkertijd dood en levend zijn? Dat vroeg de natuurkundige Erwin Schrödinger zich negentig jaar geleden af. Hij plaatste in gedachte een kat in een gesloten stalen box. Een apparaat in die box kon wel of niet een dodelijk gas afscheiden. Kwestie van toeval. Pas als je de box openmaakt, weet je of de kat dood of levend is. Tot het moment dat een toeschouwer dat vaststelt, kan de kat allebei zijn.

Onzin, vindt rolstoelgeleerde Stephen Hawking. Of de kat dood of levend is, hangt niet af van de toeschouwer. Of een eenheid één of nul is, hangt dus ook niet af van de toeschouwer. Onzin dat Hawking dat onzin vindt, zeggen andere natuurkundigen. Zo dichtbij is de kwantumcomputer.

Intussen staan de Russen in de wedloop naar die superrekenaar zo goed als alleen. Dus is het logisch dat ze mensen op de uitkijk zetten. Iemand als Iván Agafónov.

Agafónov en die Russische diplomaat gingen wel erg knullig te werk, aldus de voormalige Nederlandse geheim agent Kees-Jan Dellebeke vrijdag in de Volkskrant. In het handboek voor de spion staat dat je niet steeds in hetzelfde café moet afspreken en ook niet steeds dezelfde auto moet pakken. Vreemd, vindt Dellebeke, want Russische agenten zijn doorgaans heel professioneel.

Die mening staat haaks op het oordeel van een BVD’er die ik in 1986 sprak. „Ik wil niet zeggen dat Russen dommer zijn dan wij”, zei deze agent, „maar ze doen wel rare dingen. Als ze elektronica kopen die niet onder een embargo valt, proberen ze dat ook te verbergen.”

Misschien proberen de Russen dom te lijken om ons zand in de ogen te strooien? Of misschien brengen ze het kwantumprincipe al in de praktijk: of ze dom zijn of slim hangt af van ons, de toeschouwers. Dat principe kennen we als het om schoonheid gaat: beauty is in the eye of the beholder.

_________________________________

Reageren kan hier.