Zwijgen en verdoezelen

rob rond„Koud zeg, gooi eens een Jood op het vuur!”
Telefoontje. „Zeg, die zin kan echt niet. We nemen je column zo niet mee.”
De eindredacteur heeft voor de zekerheid eerst even de hoofdredacteur gebeld.

Onze adem parelt in de lucht, als een medemuzikant en ik ’s nachts een opnamestudio in Baarn uitlopen op weg naar de auto. Die jongen maakt graag zulke opmerkingen. Twee leren lampekapjes in de studio noemt hij ‘Sam en Moos’. Zelf is hij Indo.

Dus ik schrijf een column over racisme, discriminatie en Jodenhaat, maar mag geen voorbeelden geven van dingen die ik zelf zie? Is schrijven over vergassing even kwalijk als vergassen?

Een andere zin blijkt ook niet te mogen. „Voor de oorlog had ik in Rotterdam een paar Joodse vriendjes, maar vroeg of laat leverden die je een streek.” Vertelde mijn vader, ooit Japans krijgsgevangene. Was hij racist? „Ik vind hun vrouwen altijd zo charmant”, zei hij toen hij op tv een Japanse zag praten. In 1971 moest hij niks weten van het protest van cabaretier Wim Kan, ook Jappenslachtoffer, tegen het bezoek van keizer Hirohito aan Nederland. Mijn vaders horloge was een Seiko en zijn cd-speler een Sony.

Met zwijgen en verdoezelen kun je toch niet laten zien wat er speelt in de wereld?

Daar had ik wel gelijk in, vond de hoofdredacteur. „Maar met ónze lezers durf ik het niet aan. Die begrijpen dat niet. Moet je alleen al zien wat we over ons heen krijgen als we kritisch schrijven over de gang van zaken bij een regionale voetbalclub.”

Ziedaar de oorsprong van het politiek correcte. Wrevel en wrijving ga je uit de weg. En om zieltjes te sparen gebruik je mooie woorden voor lelijke dingen. De werkelijkheid mag dan kwetsend zijn, onze woorden mogen dat niet.

Logisch. Moet je iemand zwart noemen? Met andere woorden, is het niet erg genoeg dat hij zwart is? Om maar te zwijgen over neger, nikker of kaffer. Of zwartje, zoals Martin Simek bij DWDD deed, waar de zwarte tv-presentatrice Sylvana Simons prompt over viel. Niemand die erbij stilstond dat Simek een Tsjech is en als Slaaf niets snapt van de nuances van het Nederlandse verkleinwoord.

Mede dankzij Freek de Jonge, Theo Maassen en Hans Teeuwen zijn we in Nederland wel zo’n beetje van de verbale bekrompenheid af, dacht ik ooit. Maar nee. Jan Jaap van der Wal krijgt de wind van voren als hij iemand een mongool noemt. Gerard Cox had niet mogen zeggen dat ‘Toen was geluk heel gewoon’ zo heette omdat er toen in Nederland nog geen Marokkanen waren. Freek de Jonge zei ooit dat bij tijdige legalisering van abortus het christendom er nooit was geweest. Over de islam heb ik hem nog niet horen grappen.

De Duitsers verbloemden vergassing door van eindoplossing te spreken. Zwarten heten straks Afro, tot dat woord net zo smerig is geworden als zwart. Interieurverzorgster zal ooit gelden als een belediging, en als afvalbeheerder zal de vuilnisman het ook niet lang maken. Het eufemisme is niet dood, het leeft! Met de effectiviteit van een motor die op volle toeren stationair draait.

Ik citeer graag Friedrich Schiller: tegen de domheid strijden zelfs goden vergeefs.

_________________________________

Reageren kan hier.