Maandelijks archief: november 2015

Elf lessen

rob rond1. Het ene front in de strijd tegen terrorisme is het andere niet

„Wie zegt dat?”

Dat zegt Beatrice de Graaf bij de Correspondent.

„En wie is dat dan wel?”

Zij is hoogleraar internationale betrekkingen en terrorisme-expert. De beste of zoiets. Daarom zit ze zo vaak bij Pauw, DWDD en al die andere tv-programma’s.

„Dus er zijn fronten?”

Jazeker. Je vindt in Nederland en de rest van de EU fanatici die hier zijn geboren en getogen. En het andere front vind je in het Midden-Oosten.

2. Wat je niet kent, kun je ook niet bestrijden

„Wacht even. Er is strijd, maar we weten niet tegen wie?”

Dat zegt Beatrice. Dat we te weinig van IS afweten.

„Wat moeten we dan doen tegen die halsafsnijders en beeldenstormers?”

Iets, maar wat precies? Dat weet Beatrice ook niet. Bombardeer je op de ene plek, dan steekt het duveltje zijn kop op op de andere plek. Dus dat helpt niet echt.

3. Voor iedere generatie terroristen die je uitschakelt, krijg je een meedogenlozere terug

„Dus de terroristen van IS zijn wreder dan Stalin toen hij begin vorige eeuw aan het moorden sloeg in Georgië? Wreder dan de Baader-Meinhofgroep die rond 1970 huishield in Duitsland? Wreder dan de IRA bij de Britten? Dan de Taliban in Afghanistan? Dan de terroristen die met passagiersvliegtuigen duizenden mensen doodden in het WTC in New York?”

Dat zegt Beatrice.

„Wie ben ik om haar tegen te spreken. Maar zou het niet zo kunnen zijn dat elke terreurgroep alle rottigheid uithaalt die mogelijk is? En dat er nu meer mogelijk is? En verder, als je die generatie terroristen niet uitschakelt, gaan ze door. Wat is het alternatief?”

Dat weet Beatrice niet. Wat ze wel weet, is dat IS op de Vietcong lijkt. En dat dat slecht afliep voor het Westen.

4. Terrorisme en de bestrijding daarvan draait niet alleen om aanslagen

„Waarom nog meer dan?”

Ze willen angst zaaien en daarmee onze maatschappij ontwrichten. Je moet volgens Beatrice de angst neutraliseren en zo veel mogelijk achter de schermen opereren. Dan schiet terrorisme minder makkelijk wortel.

„Wortel schieten, dat is bij ons. Dus die lui maaien concertgangers neer en dan gaan wij angst neutraliseren. Hoe doen we dat? Lolly’s uitdelen? En verdachte figuren ’s nachts in zwarte auto’s stiekem afvoeren?”

5. Terrorismebestrijding draait om beeldvorming

„Hè wat?”

Dat is de belangrijkste stelling, te lezen in haar werk Theater van de angst. Die lui gooien met bommen, maar wij moeten niet antwoorden met bommen, doch bedachtzaam reageren.

„Hoe dan?”

We werken de recrutering van jihadisten tegen, gebruiken onze overtuigingskracht om vatbare types van radicale denkbeelden af te houden en mijden maatschappelijke mobilisering. Nederland bewijst dat dat beter werkt dan het spierballenvertoon van Frankrijk.

„Dus wat voor Nederland goed is, is ook goed voor Frankrijk?”

Waarom niet?

„Nou, misschien zit het anders. Die lui willen scoren. Parijs levert vast meer punten op dan Amsterdam.”

6. Terrorismebestrijders moeten een alternatief verhaal vertellen

„Alternatief?”

Ja, je moet met dolende geesten in de moslimgemeenschap in gesprek. Zoals je ook met je kinderen praat over roken en drugs.”

„Ik rook niet. Mijn vrouw rookt niet. Ik heb nooit drugs gebruikt. Mijn vrouw ook niet. We hebben een alternatief verhaal verteld. Twee zonen raakten aan de drugs. Dochters gingen roken. Veel geluk met dat alternatieve verhaal.”

7. Ook daden zijn woorden

„Zoiets als doelpunten maken?”

Beatrice bedoelt dat helikopters in de lucht, blauw op straat en bommen op Raqqa ook statements zijn. Daar kun je bijna geen boodschap meer tegenover stellen.

„Wat stelt ze voor dan?”

Dat je goed nadenkt, maar soms kan het niet anders. Zegt ze.

8. Terrorisme komt maar verdwijnt ook altijd weer. Altijd

„Interessant. Nu mijn versie: Terrorisme verdwijnt maar komt ook altijd weer. Altijd.

9. In Nederland ligt het niet voor de hand om gewelddadig jihadist te worden

„Ja en?”

Het zijn uitzonderingen.

„Weet je hoeveel ellende uitzonderingen kunnen veroorzaken? Neem Breivik.”

10. Je zult terroristen nooit helemaal leren kennen

„Is er iemand die beweert dat het wel zo is?”

Beatrice denkt dat een romanschrijver misschien beter in het hoofd van een terrorist kan kruipen dan een wetenschapper.

„O.”

11. De beste terreurbestrijder is een wijkagent

„Om die stelling moeten ze in de Haagse Schilderswijk lachen. Alsof buurtenquêtes door doctorandussen informatie oplevert, spotten ze. Maar stel dat het werkt: pak de calculator er eens bij om te berekenen hoeveel agenten er door de Parijse banlieues moeten gaan lopen. Hoe vind je mensen met de juiste talenten en hoe graag zullen de bewoners met die agenten praten?”

Als je jou zo hoort, is er geen oplossing voor terrorisme. Dankzij Beatrice begrijpen we veel meer.

„Wat dan?”

_________________________________

Reageren kan hier.

Herinneringen

rob rondEeuwig kan kort zijn. Zaterdagavond speelden we met Kayak in Drachten, gisteren zes jaar geleden, en op zondagmiddag verscheen in mijn mailbox onderstaand bericht.

Hallo allen,
Vanochtend vroeg kreeg ik het verdrietige bericht dat mijn vader is overleden.
Hij is 82 jaar geworden.
Niet alleen was hij mijn vader, maar bovenal een vriend en – niet te vergeten – mijn leermeester. In die laatste hoedanigheid heeft hij me – vooral – liefde voor muziek bijgebracht.
Ik ben hem eeuwig dankbaar, en zal hem missen.
Pim

Het lot, de voorzienigheid of de natuur – doorhalen wat niet van toepassing is – gaf Pim Koopman geen volle dag meer om dankbaar te zijn. Zijn hart stopte op maandag de 23ste. Hij werd 56 jaar. Laten we hopen dat er geen opperwezen is dat het allemaal zo bedenkt.

Aan Pim denken veel mensen: zijn zoon, vriendin, zussen en vrienden uit de muziek. Karel van het Reve schrijft in De ondergang van het morgenland: ‘Wonderlijk is, dat na mijn dood ook mijn herinneringen verdwijnen. Bij ons thuis kwam in de jaren dertig een Komintern-agent, Karl genaamd, een Duitser. Het was een aardige man. Hij sprak altijd heel zachtjes, en rookte Egyptische sigaretten. Hij is tijdens de oorlog in Duitsland gearresteerd en onthoofd. Af en toe denk ik aan hem. Wie zal als ik dood ben aan hem denken?’

Herinneringen zijn eerbetoon. Het hoeven geen verheven herinneringen te zijn. Met Diesel speelden wij bij de Witte Paarden in Steenwijkerwold. „Hi steaks!”, zei een van de bandleden tegen koeien die nieuwsgierig onze kant uit kwamen. „Eigen schuld”, zei Pim, „hadden ze maar geen koe moeten worden.” Alsjeblieft, een stukje Pim.

Veel mensen denken aan Karel, die zelf al zestien jaar niet meer aan Karl kan denken. Ik liep college bij hem in Leiden, waar ik Russisch studeerde. Op een dag zat ik in mijn ouwe blauwe Renault 5 vast in het verkeer op het Rapenburg – in mijn herinnering zat ik in Leiden altijd vast in het verkeer – en hing uit het raam omdat het zo heet was. Daar kwam Karel aanlopen over de brug op weg naar Barrera. Die gaat hier wat van zeggen, dacht ik.

„Absurd dat studenten nu ook al in een auto rijden”, zei Karel.

„Ja, het gaat slecht met Nederland”, flapte ik eruit. De kranten stonden ook toen vol met crisisnieuws. Een schaterlach van Karel toen hij het café inliep.

In datzelfde café zaten we op een middag aan de rode wijn toen het gesprek op de literatuurwetenschap kwam. Karel had in zijn Huizingalezing over Het raadsel der onleesbaarheid literatuurwetenschappers op de korrel genomen. Hoe kan het, vroeg hij zich voor een volle zaal af, dat mensen die literatuur beoordelen zelf geen regel fatsoenlijk op papier krijgen?

„Wat heeft het voor zin”, redeneerde de man die zelf een gouden pen had, „om op te sommen wat de eigenschappen van een goede roman zijn als je diezelfde eigenschappen ook bij een slechte roman aantreft?”

Wat men literatuurwetenschap noemt, is dat niet, vond Karel, maar daarmee wilde hij nog niet zeggen dat die wetenschap niet kon bestaan.

„Zo ver durf ik wel te gaan”, zei ik tegen hem. „Literatuurwetenschap kan niet bestaan.”

„O ja?” Een vals lachje. „Vertel eens, heb jij veel over dat onderwerp gelezen?”

„Helemaal niets”, antwoordde ik.

„Ik heb er tenminste nog een halve bladzijde over gelezen”, zei Karel. „Als jij er niets over gelezen hebt, hoe kun je dan concluderen dat die wetenschap niet kan bestaan?”

„Knap hè?”

Weer die schaterlach. Alsjeblieft, een stukje Karel.

Meester Geebeejee heb ik niet echt gekend, maar wel meegemaakt. Midden jaren tachtig schreven we allebei voor De Telegraaf. Ik had hem in Moskou in contact gebracht met een vriend die grote indruk op hem wist te maken. „Als hij naar Nederland komt, bel op, dan gaan we uit eten.”

En zo zaten we in de zomer van 1989 dan in een restaurant aan de Leidsestraat, Hiltermann met zijn vrouw Sylvia Brandt Buys, mijn vriend Stepan met zijn vrouw Svetlana en ikzelf.

„Hoe gaat het met jou?” vroeg Geebeejee.

„Ik ben aan het scheiden”, antwoordde ik.

„Scheiden?” riep Geebeejee. „Scheiden? Zo’n huwelijk wordt toch niks, wie gaat er nou scheiden!”

„Dat zegt ie alleen maar omdat ik ernaast zit”, snibde zijn vrouw Sylvia.

Pims koeien, wier eigen schuld het was dat ze steaks werden, Karels schaterlach, de filosofie van Geebeejee over scheiden – het zijn kleine feitjes waarmee we, door ze op te halen, mensen nog een stukje kunnen laten voortleven.

Zolang het duurt, natuurlijk. Want, na ons, sterven de anderen en met hen de herinneringen.

_________________________________

Reageren kan hier.

Thee met aandacht graag

maaike_rond„Waar je aandacht aan geeft, groeit.” Voor mijn opleiding volgde ik een training ‘Oplossingsgericht werken met kinderen’ en deze zin bleef mij bij.
De praktijk leert namelijk dat, als je met de beste bedoelingen een probleem aanpakt, dat ding de neiging heeft te groeien. Terwijl je die groei juist gunt aan de sterke kanten van een kind in ontwikkeling.

„Je bent méér dan je probleem”, leerde ik ooit, toen ik er zelf nog aan moest wennen dat het nou eenmaal af en toe wat minder gaat in het leven.

Wat dan wél te doen? Kort samengevat: een gediagnosticeerd probleem dat – als een onhandige, logge leunstoel – behoorlijk in de weg staat, wordt symbolisch ergens tegen een muur geplaatst. Niet helemaal uit het zicht, maar ook niet hinderlijk in de weg.

Zo ontstaat uitzicht en ruimte voor het kind, dat beter blijkt te kunnen functioneren zonder dat probleem vlak voor zijn neus. Het ziet vaak zelf hoe het verder moet, zoals dat van nature gaat in de ontwikkeling van kinderen. En dát krijgt dan alle aandacht.

Het bovenstaande kwam in me op toen ik het onderwerp van deze column ging bepalen. Parijs? Of iets anders – het leven gaat toch door?

Allebei maar. Want Parijs gaat toch met me mee, of ik dat wil of niet.

De bijbehorende boosheid, afschuw en angst zet ik langs de kant. Die gevoelens zijn er wel, maar niet vlak voor mijn neus. Ruimte scheppen, dan kan ik beter kijken.

Nu ik dat doe denk ik toch heel helder te zien dat de moordenaars van Parijs zich weliswaar verschuilen achter de Koran en legitimeren met een IS-paspoort, maar dat ze allemaal uit Frankrijk komen – ja, óók de Syriëgangers. Ik zie verwaarloosde kinderen van verwaarloosde ouders en grootouders in de banlieues, verwijderd uit het gezichtsveld van de Franse overheid en politici, en daarmee uit de samenleving.

Kijk, dát is nou een manier van met problemen omgaan die ik fout vind: verwaarlozing.

Ten eerste zijn mensen mensen en die behandel je niet als problemen die jou in de weg staan, maar als mensen: je blijft met oprechte aandacht communiceren.

Ten tweede: als je met iets of iemand moeilijkheden ondervindt, erken en benoem het dan, dát getuigt van moed. Want het werkelijke probleem is toch dat Frankrijk decennia lang niet wist wat ze aan moest met immigranten?

Iets niet weten is niet verwijtbaar, maar wél dat je het niet onderkent en de boel laat versloffen.

Hoe zit het in Nederland? Ook hier zijn Syriëgangers. Enkele van hen zijn zelfs bekeerlingen, zoon of dochter van hoogopgeleide ouders met een oerhollandse achternaam. Geprivilegieerde kinderen in een seculiere westerse samenleving ontwikkelen zich tot godsdienstige moordenaars – wel iets om in de gaten te houden…

Maar goed, de wijken waar veel moslims wonen, hoe gaat het daarmee?

Sommige wijken in de grote steden kennen zo hun problemen, maar de politie kan er nog altijd komen en daarvan is in menige Parijse voorstad geen sprake meer, begrijp ik uit de verhalen.

Er wordt door een enkeling nogal smalend gedaan over de lopende contacten met eerste, tweede en derde generaties immigranten die moslim zijn: ‘Lodewijk Asscher drinkt thee in de moskee, wat een watje.’

Nou, ik vind het een prima begin.

Of je familie hier nou al eeuwen woont, of je immigrant bent of vluchteling: mensen hebben aandacht nodig. Dan groeit het vertrouwen in jezelf, in elkaar én in de overheid. Laten burgemeesters, wijkagenten, wethouders, vrijwilligers, raadsleden, buurtwerkers, taalcoachen en bewoners vooral doorgaan met af en toe samen theeleuteren. Daar is niks softs aan. Je kunt –zo nodig – een harde noot kraken bij een goed gesprek.

Het gaat uiteindelijk om het welzijn van elk individu, maar als je zo in het belang van de samenleving de kans verkleint dat een kind zich ontwikkelt tot een volslagen gestoorde om zich heen schietende (zelf)moordenaar, is dat mooi meegenomen.

De wijken in, Hollande, dat is moediger dan oorlogvoeren.

Bon courage, Monsieur le Président!

______________________________

Reageren kan hieronder of op Facebook.

 

Valse profeten

rob rondGeef mij de vijf en je bent één handdruk verwijderd van Boris Jeltsin, Garry Kasparov, Edoeard Sjevardnadze en nog wat bekende figuren. Kijken hoeveel handdrukken je verwijderd bent van een beroemdheid is een grappig tijdverdrijf. Griezelig is hoe je ook slechts een haartje verwijderd kunt zijn van een ramp.

Op een woensdagmiddag vroeg mijn Lena zich af of ze een vriendin haar zin zou geven. Die wilde ’s avonds naar een musical. Lena haat musicals. Twijfel, twijfel, twijfel, tot in het ticketbureau toe. Maar nee, ze kon haar weerzin niet overwinnen en kocht kaartjes voor een toneelvoorstelling.

Een paar dagen later belde de vriendin op. „Lena, ik wil je bedanken, je hebt mijn leven gered.”

Op woensdagavond 23 oktober 2002 namen in Moskou Tsjetsjeense moslims het publiek van de musical Nord-Ost in gijzeling. Drie dagen later waren 130 van de 850 theaterbezoekers dood door gas dat de Russische Spetsnaz-troepen in het Doebrovka Theater hadden gepompt.

Ik vertelde de Moskouse correspondent van onze krant dat mijn vrouw op het punt had gestaan kaartjes voor Nord-Ost te kopen, maar het niet over haar hart had kunnen verkrijgen.

„Haar goede smaak heeft haar gered”, zei correspondent Frank Hendrickx.

Als ik op het podium sta met een gitaar in mijn handen, dringt zich steevast die ene gedachte op: ik sta hier als ideale schietschijf. Wie mij te pakken wil nemen, hoeft maar naar een concert te komen.

Dit soort associaties borrelen op na het geweld in Parijs vrijdag. Opnieuw namen terroristen uitgaanspubliek op de korrel. Je hebt je slachtoffers graag kwetsbaar. De aanslag op een stadion mislukte. Gelukkig waren deze jihadisten te sukkelig om drones met brandbommen te sturen. Op zo’n aanslag kunnen we wachten.

„Vind je het ook zo jammer dat er in onze tijd geen romantiek meer is?” Dat vroeg mij eind vorige eeuw de schimmige Georgische politicus Tsereteli. De bobbel in zijn broekzak verried een vuurwapen.

Romantiek is er wel degelijk, in de vorm van het heldendom van de jihadist die met zijn bomgordel ongelovige honden naar de hel blaast en daarmee voor zichzelf maagden verdient in het paradijs. Snappen die jongens niet hoe weinig 72 maagden is op de eeuwigheid?

Er klinkt bijna bewondering door in de stem van nieuwslezers die een goed gecoördineerde actie melden. Wat is hier zo knap aan? Dat die lui kunnen klokkijken? Er is niets moeilijks aan vernielen. Een olifant hoeft niet te studeren voor hij aan de slag gaat in de porseleinkast.

Op de achtergrond spelen figuren een rol die zelf niet de kleine held willen uithangen: de Stalins en Bin Ladens van deze wereld. De hang naar zogenaamde romantiek en de rol van geslepen manipulators vormen een probleem dat wij, onze kinderen en kleinkinderen niet zullen oplossen.

Politici mogen dat niet zeggen. Dan krijgen ze geen stemmen. En dus strooien ze ons en waarschijnlijk ook zichzelf zand in de ogen door bestrijding van het kwaad te beloven. Het heeft geen zin hun dat kwalijk te nemen.

Kwalijk is wel de politicus die oplossingen aandraagt zoals het sluiten van grenzen. ‘Weg met Schengen.’ Hij neemt zijn publiek in de maling en legt de schuld bij mensen die als slachtoffer zijn gevlucht voor uitgerekend de idioten die in Parijs tekeer gingen. De Britten doen niet mee aan Schengen, maar mochten tien jaar geleden 52 lijken bergen na een aanslag in de Underground.

Hoed u voor valse profeten. Die zijn er ook buiten de islam.

_________________________________

Reageren kan hier.

Kop in het zand?

maaike_rondEr is een nieuwe film uit gebracht: The Stanford Prison Experiment. Ik ga niet.

Het onderwerp is de wetenschappelijke studie van Philip Zimbardo uit de jaren zeventig, naar (on)menselijk gedrag in gevangenissituaties. Ga ik niet lezen.

Het is niet dat ik mijn kop in het zand wil steken voor de duistere kanten van de mens. Integendeel. Maar dan wel graag in perspectief: de mens bezit hoofdzakelijk goede kanten.

De al dan niet bedoelde impact van zo’n experiment is vaak dat daarmee aangetoond lijkt dat de mens in wezen slecht is.

Nou, als dat zo was zou ik hier niet zitten schrijven. Want dan was ik allang verongelukt wegens asociaal verkeersgedrag van een onverschillige medemens. Of aan een ziekte overleden omdat er geen goede artsen zijn, alleen maar enge dronken medicijnmannen. Of dan was ik op mijn hoofd geslagen en beroofd door één van die slechteriken, van die luilakken die te beroerd zijn om voor hun hebzucht te werken en te betalen.

Dit zal allemaal als wetenschappelijk bewijs niet gelden, maar praktisch voldoet het voor mij wel: voor een wereld die bevolkt wordt door wezens met een gevaarlijk slechte inborst, gaat het toch wonderlijk goed, niet waar?

Daarom trek ik die vermeende slechtheid van de mens in twijfel.

Eigenlijk ben ík de realist: de mens is in wezen prima, want anders zou er niet zoveel gewoon goed lopen in de wereld. Daarvan krijg ik energie om zaken die wél mislopen met goede moed onder ogen te zien. En aan te pakken. Zo simpel is het.

Het nadeel van zo’n ‘slechte menstheorie’ is niet alleen dat je er moedeloos van wordt en dat de kwaliteit van je individuele leven er op achteruit gaat. Ook de kwaliteit van de samenleving lijdt eronder. Als de slechtheid van de mens als net zo ‘natuurlijk’ en onbeheersbaar wordt beschouwd als het weer of een natuurramp, verlies je pas écht de controle: gelatenheid en onverschilligheid is het resultaat en er gebeurt niks om verbeteringen aan te brengen.

En wat zegt wetenschapper Philip Zimbardo nu, veertig jaar later? „Weet je: de laatste tijd kijk ik liever naar het goede in de mens.”

Kijk aan, fijn voor de mensheid. Want ik vond het toch tamelijk bedenkelijk dat een Amerikaanse wetenschapper (in een sombere bui?) een experiment bedacht met zo’n grote impact op de persoonlijke levens van de betrokkenen en het mensbeeld van anderen. Op zijn initiatief werden ‘gewone’ mensen – studenten – als ratjes in een laboratoriumsituatie geplaatst.

Hoe vooringenomen was die man? Was het een open experiment of was het zijn bedoeling dat aangetoond werd dat het onder bepaalde uitzonderlijke omstandigheden goed mis kan lopen tussen mensen?

Eh… ik weet niet hoe het met u zit, maar dat laatste wist ik al.

Dat het experiment vroegtijdig gestopt werd omdat het volledig uit de hand liep – oh oh, zie je wel, wat kunnen mensen toch slecht zijn – daarvan krijgt nog steeds ‘de mens’ de schuld. En niet Zimbardo.  Misschien had de man wel een heel slecht experiment bedacht. Dat denk ik namelijk.

Want in een echte gevangenis werken geen verklede studenten, maar ervaren mensen van allerlei leeftijden. En daar zitten gevangenen van alle leeftijden met een persoonlijke geschiedenis die heel wat triester is dan die van een verkleed studentje. De ‘bijzondere omstandigheden’ zijn slecht gekozen.

Kijk dan eens naar échte bijzondere omstandigheden: rampen, gijzelingen, terroristische aanslagen. En kijk wat er boven komt aan goede en slechte kwaliteiten.

Ik stel trouwens een ander experiment voor, een reallife-experiment, zonder verkleedpartijtjes. Een groot aantal mensen, verdeeld over zoveel mogelijk sectoren in de samenleving, gaan in hun dagelijks leven, privé en openbaar, geduldig en vriendelijk met anderen om.

Twee dingen worden gemeten na afloop: de mate van persoonlijk welbevinden van de proefpersonen én het aantal conflicten dat op verbaal en fysiek geweld uit loopt. En dat vergelijken we dan met de situatie vóór het experiment.

Ik ben benieuwd.

______________________________

Reageren kan hieronder of op Facebook.

 

Crisishulp

rob rond‘Ik zou best trots zijn als er in mijn familie een aantal maniakken rondliepen.’ Dat zei zanger Winston uit Engeland, met wie ik in 1970 een band begon. Ik had hem verteld dat er aan mijn vaders kant nogal wat mensen in de war waren geraakt.

„Je grootvader hoorde op zolder stemmen uit rieten matten”, vertrouwde mijn vader mij ooit toe. „Niet tegen de andere kinderen zeggen, ik ben bang dat ze zich misschien iets gaan inbeelden.”

„Sjaan, ik denk dat ik hartstikke gek word”, klaagde mijn opa tegen mijn oma. Hij belandde in Zon en Schild, een gesticht in Amersfoort. Goed kan het niet met hem zijn afgelopen, want al voor de hongerwinter van 1944 legden 250 patiënten daar het loodje door ondervoeding. Een blik in de archieven kon de instelling mij niet bieden. „Privacy.”

Privacy? Maar het is familie en die man is al meer dan een halve eeuw dood.

„We hebben er niks meer over.”

Marihuana is een zegen voor de gezondheid. Werkt ook antipsychotisch, willen voorstanders van legalisering ons graag doen geloven. Mijn zoon was achttien, blowde dat het een lieve lust was en kwam, thuis zittend op de bank, met een openbaring: „Ik kan horen wat mensen twee straten verderop over mij zeggen.” Daarna kreeg hij steeds meer in de gaten: overal zaten webcams, hij werd door van alles en iedereen in de gaten gehouden en begon ‘verdachte’ spullen weg te gooien. Daarna sloeg hij aan het zwerven door de stad.

„Help!”, riepen wij naar de crisisdienst. Dat was aan dovemansoren. De patiënt moest zelf om hulp vragen. Probleempje: de patiënt wist niet dat hij patiënt was.

Niet dat dat wat uitmaakt. Marian Zurhaar en haar manisch-depressieve dochter Myriam smeekten om opname in het Hilversumse Rembrandthof. Nee, zei de GGZ-instelling tegen de kaalgeschoren, toegetakelde en vermagerde dochter, we hebben geen plaats en je bent uitbehandeld.  Myriam maakte een einde aan haar leven. Eenzelfde wanprestatie leverde de GGZ twee jaar later door Marians zoon Ben verkeerd te diagnosticeren en behandelen. Hij liep weg uit de instelling en vergiftigde zichzelf. Marian had als contactpersoon gewaarschuwd moeten worden, maar de instelling merkte Bens vermissing te laat. Zurhaar heeft het OM en het tuchtcollege ingeschakeld.

Voor inbeelding had mijn vader niet bang hoeven te zijn. Van psychische aandoeningen die het stempel ‘schizofrenie’ krijgen, zijn fysieke oorzaken bekend. Zo zie je dat bij getroffenen de geboorte vaak moeizaam is verlopen. Inderdaad was mijn zoontje met een zuignap op zijn hoofd wreed uit zijn moeder getrokken. Hoe bevordert dat schizofrenie?, zo vroeg ik mij af.

Fout gedacht. Uit ‘Wij zijn ons brein’ van Dick Swaab leerde ik dat het andersom is. De ‘schizofrenie’ is niet het gevolg, maar de oorzaak van de moeizame bevalling. Het kind hoort een chemisch stofje af te geven als signaal aan de moeder: tijd voor weeën. Zonder dat stofje loopt de bevalling in de soep.

Met mijn zoon is het goed afgelopen. Hij stopte meteen met blowen en dankzij dempende medicijnen heeft hij weinig last van buitenissige muizenissen. Drukte en druk kan hij niet aan, dus feestjes en werken zijn uit den boze. Elke keer als ik hoor dat de Wajong op de schop moet, houd ik mijn hart vast.

Marian Zurhaar verloor twee kinderen. En stuitte op een muur van bureaucratie. In een conclusie na intern onderzoek berichtte de GGZ haar: ‘Het behandelaanbod aan uw dochter bleek helaas onvoldoende om haar dood af te wenden.’

Crisishulp in Nederland: we helpen u meteen na uw zelfmoord.

_________________________________

Reageren kan hier.

Tegen de zon in kijken

maaike_rondOngeveer tien jaar was ik, toen ik mijn jongere broer en zus in dienst nam om met mij samen een tijdschrift op te starten.

We begonnen met het ontwerpen en maken van de cover – een grillig mozaïek, dat we met vetkrijt inkleurden. De kaft was glanzend, zij het wat kreukelig, want het lukte niet goed om de opengeknipte plastic boterhamzakjes strak om het papier te spannen. Van de inhoud herinner ik mij niets, misschien was die er wel niet en is het allemaal bij het kaftje gebleven. Niettemin was de naam van deze glossy: TALENT.

Afgelopen week kreeg de Volkskrant te maken met iets minder onschuldig jeugdig enthousiasme: een twintigjarige stagiair had zich in zijn tomeloze ambitie ongestoord kunnen bezondigen aan plagiaat en fictie. Niemand had hem er tijdig op gewezen dat van journalisten eigen onderzoek, bronvermelding en non-fictie verwacht worden.

De excuses van de Volkskrant waren voorbeeldig en oprecht. In de toekomst zal de krant veel alerter zijn natuurlijk.

Maar alerter waarop?

Een jonge stagiair met een tomeloze ambitie goed in de gaten houden? Natuurlijk, maar kijk ook eens naar de verlokkingen van de éígen ambities: talentscout te zijn.

‘Excelleren’ ligt menigeen in het onderwijs in de mond bestorven. Ook andere sectoren, bijvoorbeeld krantenredacties, zijn er niet vies van. Niet alleen worden jonge mensen zo verleid om te hoog boven zichzelf uit te stijgen, ook begeleiders laten zich gek maken. Want hoe heerlijk is het niet om talent te mogen ‘ontdekken’, om er prat op te gaan zulke excellenten ‘in huis’ te hebben?

En zo ging het hier waarschijnlijk ook: de begeleidende redactieleden zagen een zeer gemotiveerde jongen die veel en goed schreef. Hartverwarmend en fijn voor de krant: we hebben een aanstormend talent in huis!

Kan gebeuren, maar begeleiders zouden er zich meer van bewust moeten zijn hoe zij als het ware de warmte van de zon opzoeken, uit eigen behoefte. En hoe zij dan wat minder alert en een beetje soezerig tegen het licht in zitten te kijken.

Hoe behaaglijk dat ook allemaal aanvoelt, je ziet niet altijd wat je zou moeten zien.

Oeps!

______________________________

Reageren kan hieronder of op Facebook.

Alle remmen los

rob rondHoe verklaar je al die uitersten bij de aap die uit de boom viel? Zijn de beeldenstormers van IS nazaten van de Arabische wetenschapper Avicenna? Behoren de neanderthalers die in Steenbergen een vluchtelingendebat verstoorden tot dezelfde soort als Delftse onderzoekers die de lichtsnelheid braken? Hoe rijm je Smurfenlied en Vuurvogel?

„Wat ben jij zwaar op de hand zeg. En dat voor de vroege zondagmorgen. Zal ik een omelet met spek voor je bakken? Vanavond biefstuk?”

Wat ik me afvraag: als je nou een groep experts met lege handen naar een aardachtige planeet zou sturen en ze zouden zonder boeken en hulpmiddelen hun leven opnieuw moeten opbouwen, zouden ze aan de kennis in hun hoofd dan genoeg hebben om binnen redelijke tijd op ons huidige niveau terug te zijn?

„Vanwaar al die vragen? Wil je nou ontbijten of niet?”

Het is toch verbluffend wat mensen wel en niet weten. Tot op subatomair niveau pluizen wakkere geesten de wereld en het heelal uit. Ze kunnen je vertellen dat de atmosfeer van Venus bijna helemaal uit koolstofdioxide bestaat en dat de druk er negentig maal zo hoog is als op aarde. Ze weten hoe ons lichaam defecte cellen te lijf gaat, maar als je naar de dokter gaat met buikpijn, vraagt hij niet wat je eet.

„Hoezo? Toen ik een keer bij de internist was, moest ik vertellen hoeveel koffie en alcohol ik drink en of ik suiker gebruik.”

Neem economen. Mijn leraar Engels vertelde onze klas in 1964 over de crisis van de jaren dertig en voegde eraan toe dat zoiets nooit meer kon gebeuren, ‘want inmiddels is bekend hoe je zoiets kunt voorkomen’. Die leraar geloofde dat echt, God hebbe zijn ziel.

„Ik dacht dat jij niet gelovig was.”

Of psychiaters. Die weten niet eens een gevaarlijke gek binnengaats te houden. Die slaat vervolgens in Leeuwarden op straat een vrouw dood met een fles.

„Dat lag niet aan de behandelaars, maar aan de wet. Die bood niet de mogelijkheid de man nog langer vast te houden, al wisten hulpverleners dat ie gevaarlijk was. Je moet bij de politiek zijn. Die heeft er geen geld voor over. Ik vraag je nog één keer: ontbijt?”

De politiek, daar begin ik niet aan. En ontbijt hoef ik ook niet meer. Nooit meer.

„Hè wat?”

Spek is vet en vet is slecht. Rood vlees is ook slecht, daar krijg je kanker van. Echt waar, het stond in De Telegraaf. Vis is ook niet gezond, want daar zit kwik in. Koolhydraten zijn net zo slecht als suiker, dus met brood, pasta en rijst ondergraaf je je gezondheid. De aardappel hoort met paprika, aubergine, peper en tomaat tot de nachtschadefamilie. Zit solanine in. Puur gif. Veel fruit eten is ook niet goed. En als je te veel water drinkt, krijg je watervergiftiging.

„Watervergiftiging? Wat is dat nou voor onzin.”

Zoek maar op bij Wikipedia: waterintoxicatie.

„Het lijkt wel of je je geloof in de mensheid kwijt bent.”

Integendeel. Wat mensen weten uit te vogelen, is geniaal. Toch is er meer wat we niet weten dan wel. Mijn bezwaar betreft de stelligheid waarmee onzinhypotheses tot waarheid worden verheven. En de gretigheid waarmee media dat oppikken.

„En dus hou je maar op met eten en drinken?”

Als alles ongezond is, kun je inderdaad beter niets meer tot je nemen. Dan ga je tenminste gezond dood.

„Wat ongezellig!”

Je hebt gelijk ook. Doe maar die omelet dan. Heb je een sigaretje voor me?

„Wat? Jij rookt toch niet?”

Alle remmen los.

_________________________________

Reageren kan hier.