Maandelijks archief: januari 2020

Vivat!

Wie dood is, heeft nooit bestaan. Voor jezelf althans, want bij het verscheiden vervliegen alle herinneringen en elk besef. Je hebt nooit geleden, nooit genoten, je bent nooit geboren en nooit gestorven. Het grote niets, dat ook bestond voor de geboorte, breekt weer aan. Het leven is slechts een overgangsfase tussen niets en niets. Zodra de overgangsfase voorbij is, ben je uitgegumd – totaal, voorgoed, onverbiddelijk en met terugwerkende kracht.

Dat is voor veel mensen een onverteerbare gedachte, dus klampen ze zich vast aan sprookjes uit oude boeken waarin een hiernamaals wordt beloofd in de vorm van een hemel, liefst geen hel. Er zijn ook andere fantasieën, zoals reïncarnatie. Een zoektocht naar bewijzen kan slechts teleurstellen.

De overledene leeft zonder er zelf erg in te hebben voort in de geheugens van anderen. Aan Alexander of Peter de Grote, aan Napoleon, Hitler, Stalin en Mao, aan Mozart en Bach, aan Rembrandt en Van Gogh zal de herinnering voortleven tot er geen mensen meer rondlopen op deze aardkloot.

Mindere goden onder de doden moeten het met een korter voortbestaan stellen. Slavist en schrijver Karel van het Reve vertelde over een man die vaak bij zijn ouders op bezoek kwam, aan wie hij met enige regelmaat placht te denken. ‘Wie zal er aan hem denken als ik er niet meer ben?’, vroeg Van het Reve zich af, wiens eigen verscheiden die bezoeker weer een stap dichter bij de vergetelheid heeft gebracht.

Op zichzelf is de vergetelheid voor iemand die zich daarvan niet bewust is, niet zo erg. Toch is de gedachte dat je zelfs geen vlek achterlaat, bij leven voor menigeen ontluisterend.

Afgelopen week vond in Amsterdam het afscheid plaats van ex-zwager Dick. Hij werd 81 jaar, wat niet slecht is, maar naar de huidige maatstaven toch wat mager. Volgens de statistiek had hij gemiddeld nog acht jaar tegoed, maar ja, gemiddelden zijn niet van toepassing op het individu.

Ga je zoeken op internet, dan kom je Dick nog tegen op Facebook, maar dat zal niet eeuwig duren. Ook deze column gaat niet tot in het oneindige over het wereldwijde web zwalken, maar toch kan dit stukje dienen tot een gering uitstel van vergetelheid. Dan is een naamsvermelding onmisbaar, dus daar komt ie: Dirk Vermolen, in de wandeling Dick.

Zijn grootste roem behaalde Dick rond 1970, toen hij in Nijmegen de Go-Go Club bestierde. Dat klinkt kinky, maar het was een ordinaire discotheek voor pubers. De muziek stond te hard, de drankjes waren goedkoop, er was redelijk veel aanloop in de weekends, maar lang duurde de pret niet, want administratie was niet Dicks sterkste kant. Toen de fiscus aanklopte om het deel van hare majesteit te innen, was de kas leeg. Einde Go-Go Club. Sindsdien laat Dicks werkzame leven zich samenvatten als twaalf ambachten en dertien ongelukken. En ruim drie decennia later volgde Dicks straf voor zijn gebrekkige discipline in de vorm van een gat in zijn AOW-uitkering. Die dans kun je alleen ontspringen door de pensioengerechtigde leeftijd niet te halen, zie de fiscaal zwakbegaafde muzikanten Herman Brood en Pim Koopman.

Toen Dick onze familie binnentrouwde, moesten we in het kneuterige Nijmegen nogal wennen aan de omgangsvormen van de Amsterdamse volksjongen. Nooit hebben mijn ouders begrip kunnen opbrengen voor de enige aanspreekvorm die hij kende: jij. Ook niet voor de omgang met zijn vrouw, hun dochter, die aan de ruwe kant was. Het blauw van haar ogen betrof niet altijd haar iris. Zijn levenswandel was wild. Kinderen werden niet alleen binnen het huwelijk geboren.

Is zo’n onverlaat dit monumentje waard? Zeker wel. Zijn hulpvaardigheid was grenzeloos. Toen ik het onzalige idee had opgevat om mijn beperkte inkomen op te vijzelen door toeristische reizen door de Sovjet-Unie per minibusje aan te gaan bieden, begin jaren tachtig, ging hij mee op proefrit.

In een Intouristhotel in Minsk kwamen twee lokale jongedames brutaal naast ons in het restaurant zitten. „Dick”, was het antwoord op de vraag hoe hij heette. Gegiechel als reactie, want de dame in kwestie kende voldoende Engels om dat woord zonder hoofdletter te horen. Later, in de bar, weigerde ik de dienst die de andere dame mij aanbood. Ze was op slag chagrijnig. „Moet je dat nou zien zitten”, zei Dick, „die drekbak.”

De oude Ford Transit-bus stortte in tijdens de derde trip. Met onderdelen die vanuit Nederland waren overgevlogen, sloeg de staatsgarage in Smolensk aan het goochelen. Resultaat: motor in de soep gedraaid. Toeristen op de trein naar huis gezet. Dick kwam uit Nederland aanrijden met een motor van de sloop en sloeg zelf aan het sleutelen. „Zeg dat die vent opdondert, ander sla ik hem op zijn bek”, zei Dick terwijl een monteur hem stond te hinderen toen hij het motorblok in zijn eentje in de auto hees. Ik besloot mijn vertaling enigszins te kuisen. Dicks blik was duister genoeg om de Rus te doen aftaaien. Bus gerepareerd, in Nederland verkocht, schade beperkt, winst nul komma nul.

Nog talloze malen heeft Dick mij en andere mensen in zijn omgeving belangeloos geholpen. En hij zal nog lang voorleven in het geheugen van zijn vier kleinkinderen, op wie hij dol was en voor wie hij graag nog een tijdje door had geleefd. Dit tekstje is een schamele poging tot verzet tegen de vergetelheid. Vivat Dick!

________________________________

Reageren kan hier of onder aan deze pagina.

Makkelijk scoren

Dit wordt een zelfevaluatie, ik ben namelijk ook een soort van Ombudsvrouw voor de lezers.

Er zijn nogal wat creatieve zonden, een daarvan is makkelijk scoren. Dat deed ik in mijn vorige column. Ik meende dat iedereen in mijn bubbel zich wel zó zou ergeren aan die praatjesmakers van Ongehoord.nl, dat alles wat je aan spot over die lui kunt bedenken, in goede aarde valt.

Als dat resulteert in een slappe column? Jammer, mijn probleem. Maar als ik mensen ermee tekortdoe, vind ik dat vervelend.

Het onzinverband tussen boze mannen en kaalheid viel niet helemaal goed en  – zoals een lezer zei – was framend, generaliserend en niet leuk voor aardige mannen die toevallig kaal zijn. Betreffende lezer is overigens zelf geen kale man.

Generaliseren en framen is inderdaad fout, maar mag het wel als grap? Ik dacht eerst van wel, omdat iedereen in de column zou lezen dat kort, lang of geen haar er natuurlijk helemaal niet toe deed. De humor, dacht ik, zat hem juist in dat bizarre: mijn ‘theorie’ klopte niet.

Het stond niet in de column, maar nog zo’n ‘theorie’: pro-piet-activisten dragen allemaal spijkerbroeken en korte zwartlederen jasjes.

Niet dus. Maar echt: ik had ooit zó’n afkeer van de agressie van een paar van die lui, dat ik ‘nooit meer!’ een spijkerbroek met een kort donker jasje wilde dragen. Wat jammer zou zijn, want ik had net zo’n leuk jasje van een van mijn dochters gekregen.

Een onzinnige associatie dus, waarom je – ik althans om mijzelf – kan lachen.

Maar als zo’n onzinnige associatie ten koste gaat van aardige mannen die toevallig onomkeerbaar kaal zijn – en die wel eens vaker geassocieerd worden met agressie terwijl ze helemaal niet agressief zijn – dan is dat helemaal niet om te lachen.

‘Sorry, het was grappig bedoeld’ is dan geen goede reactie, ontdekte ik ook.

Ik moest denken aan het zwartepietendebat, waarin ik wél meteen zie waar de schoen wringt. Daar worden – kort gezegd – twee argumenten tegenover elkaar gebruikt: ‘black face is voor mij als zwarte niet leuk, want ik ben geen olijke bediende die krom praat en kunstjes doet om iedereen aan het lachen te maken’ tegen ‘zo is het ook niet bedoeld, maar ik moet onherkenbaar zijn en dat zwart komt trouwens van de schoorsteen’.

Het laatste argument is ontwijkend, maar bovenal een niet erkennen van iemands gekrenktheid.

Geen erkenning geven en makkelijk scoren dragen bij aan verdere polarisatie en dat wil ik niet.

Nou ja, kijk eens aan! Daar is mijn goede voornemen voor 2020.