Uitgezet

De uitzetting van Ans Boersma, correspondente voor Het Financieele Dagblad, maakte herinneringen bij mij los. Zij werd Turkije uitgezet, ik moest ooit de Sovjet-Unie uit. Verder zijn de verschillen groot.

Mijn uitzetting verliep geniepiger. Met vrouw en twee kinderen woonde ik midden jaren tachtig in Moskou en mijn visum dankte ik aan mijn vertalersbaantje bij de uitgeverij Progress. Daar werkten veel buitenlanders die in ruil voor een visum, een woning en een habbekrats stichtelijke Sovjet-teksten vertaalden om in het buitenland zieltjes te winnen voor het communistische ideaal. Anders gezegd, in die flat in het zuidwesten van Moskou woonden wij met tientallen landverraders onder elkaar. Een gezellige boel.

„Denk je dat het een probleem is als ik in mijn vrije tijd stukjes voor een Nederlandse krant ga schrijven?”, vroeg ik aan mijn chef Jevgeni bij Progress. Hij zag geen probleem.

„Zal ik stukjes voor jullie gaan schrijven?”, vroeg ik aan Nederlandse kranten. „Ja graag”, antwoordden die kranten. Voordat ik op eigen houtje naar Moskou was vertrokken, hadden ze me allemaal afgewezen.

Ik kon kiezen tussen het AD en De Telegraaf. Dan maar de echte Telegraaf. Ik kreeg er ook een Belgische krant bij en verder radio.

Al spoedig kwam er bij Veronica Nieuwsradio een verontwaardigde brief binnen. ‘Die correspondent van jullie verspreidt leugens over de Sovjet-Unie’, stond erin, ‘ontsla die man. Als jullie wisten uit wat voor familie hij kwam, hadden jullie hem nooit genomen.’

De Russen konden onder Nederlanders rekenen op blinde vriendschap. Ook nu nog.

Wat waren die leugens? Ik schreef over zaken waarover de Russische pers zweeg. Over prostitutie bijvoorbeeld. Dames van plezier waren er in het arbeidersparadijs natuurlijk niet. Die had ik uit mijn duim gezogen. Dat er tekorten in de winkels waren, dat Russen gek werden van de bureaucratie en dat werken op de vrijwillige werkzaterdag helemaal niet vrijwillig was – allemaal gelogen.

Het eerste signaal dat er iets niet lekker zat, kreeg ik in de zomer van 1985, toen ik weer even met de nachttrein naar Nederland wilde om een nieuwe voorraad sambal, mayonaise en tomatenketchup in te slaan. Wij buitenlandse vertaalverraders hadden geen uitreisvisum. We moesten om te reizen bij de uitgeverij toestemming vragen aan de Pervyj Otdel, de Eerste Afdeling. KGB, dat wist iedereen. Opeens kreeg ik geen uitreisvisum meer, maar als ik met mijn gezin definitief wilde terugkeren naar Nederland, mocht dat wel, zeiden ze.

Ik belde mijn zwager in Nederland: „Stuur even een telex dat oma ziek is en dat ik meteen moet komen.” Prompt kreeg ik een uitreisvisum, dat dan weer wel. „Hoe oud is je oma?”, vroeg de chef van de Pervyj Otdel. „Ze is 92”, loog ik. Mijn oma was allang dood.

Ook wees de uitgeverij mijn verzoek af om als personeelslid deel te mogen nemen aan de 1-meiparade. Die zou alleen voor de eigen burgers bedoeld zijn. Onzin, natuurlijk. En ze wisten dat ik wist dat dat onzin was.

Mijn contract bij Progress werd in januari niet verlengd. We moesten terug naar Nederland. In februari verscheen er opeens een groot artikel in een Sovjetkrant: nepfiguur uitgezet. Dat was ik.

Zoals dat ging en gaat in Rusland, stond het bericht vol halve waarheden. In die jaren onderhielden de Sovjet-Unie en Israël geen diplomatieke betrekkingen. Russische Joden die wilden emigreren, moesten een visum aanvragen via de Nederlandse ambassade. Een Jood vroeg mij voor hem en zijn gezin een envelop af te leveren bij die ambassade, want hij kwam er niet doorheen. Dat deed ik. De Russische krant meldde dat ik aan Joden geld had gevraagd om hen te helpen. In het stuk stonden flarden van gesprekken die ik met mijn chef Jevgeni van Progress had gevoerd. Rara, hoe kan dat.

Ik was uitgezet, meldde de krant, omdat ik zonder accreditatie als journalist had gewerkt en daarmee internationale wet- en regelgeving grof had geschonden. Ook dat klopt niet. Wie legaal in een land verblijft, mag daarover schrijven. Je kunt als niet-geaccrediteerd journalist alleen geen gebruik maken van bepaalde voorzieningen, zoals speciale woonruimte. Of toegang tot officiële persconferenties.

Jaren later, toen ik weer persona grata was, heb ik in Moskou geprobeerd de schrijver van het stuk, Aleksandr Mozgovoj, te interviewen over de banden tussen journalisten en de KGB. Eerst zei hij ja, later belde hij af.

Perestrojka en glasnost, Gorbatsjovs politiek van hervorming en openheid, waren al begonnen. Welk belang hadden de Russen om mij uit te zetten?

Dat was er niet. Ik had alleen de pech dat op dat moment Anatoli Blatov ambassadeur in Nederland was. Hij was assistent van partijleider Brezjnev geweest en onder Gorbatsjov weggepromoveerd naar Den Haag. Blatov zat zich in Den Haag op te vreten over de onverlaat die al die vuile lasterpraat over zijn heilstaat in De Telegraaf spuide. Hij wilde me zijn land uit hebben en dat lukte. Een maand of wat later bombardeerde een Sovjetkrant mijn vertrek tot uitzetting. Drie jaar kreeg ik geen visum meer. Die slag was voor Blatov.

En toen kwamen Blatov en ik elkaar tegen. In mei 1987 trad Alla Poegatsjova, de populairste zangeres van de Sovjet-Unie, op in het Amsterdamse Carré. Ik tolkte voor haar op het toneel. In de zaal zaten Blatov en de rest van de Sovjet-ambassade. Na afloop kwam een Russische diplomaat mij de hand schudden. „Goed gedaan!”

Twee maanden later huurde het Amsterdamse Mickery Theater mij in als tolk. Een Russisch toneelgezelschap deed een aantal voorstellingen in Rotterdam. Op een dag sprak de reisleidster van het gezelschap – ‘KGB’, zeiden acteurs achter haar rug – mij aan. „Ik ben gisteravond gebeld door de ambassade en ze zeiden dat jij niet te vertrouwen bent en dat we jou moesten ontslaan. Ik antwoordde dat we je niet hadden aangenomen, dus ook niet konden ontslaan. Pas op, zei de ambassade toen, want hij is anti-Sovjetactivist.” Ik ging door met tolken. Die slag was voor mij.

Bij mijn ‘uitzetting’ had Nederland geen rol gespeeld. Hoe anders is dat bij Ans Boersma. Het Openbaar Ministerie (OM) vroeg de Turken wat zij over de ex-vriendin van een foute Syriër konden melden. „Dank je voor de informatie, Den Haag”, zeiden de Turken. Exit Boersma. Dat vriendje is al jaren ex, hij is niet veroordeeld, Boersma zelf is niet veroordeeld, maar voor de zekerheid heeft Het Financieele Dagblad de freelancer, op wier werk niets aan te merken viel, gedumpt.

Wereldvreemd, dat OM, als je niet snapt dat zo’n informatieverzoek in het Turkije van de paranoïde Erdogan gelijkstaat aan het stempel ‘terrorist’. En voor Het Financieele Dagblad staat ‘verdacht’ kennelijk gelijk aan ‘veroordeeld’. Als freelancer had ze nagelaten een lijstje van haar ex-vriendjes bij de krant in te leveren. Ja, dan vraag je erom.

Van je collega’s moet je het hebben.

________________________________

Reageren kan hier of onder aan deze pagina.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.