Tag archieven: god

Sinterklaasverwijt

rob rondKijkersvraag in ‘De slimste mens’ aan Maarten van Rossem, bij monde van Philip Freriks: „Dirk uit Apeldoorn wil weten of jij in God gelooft.”
Van Rossem: „Nee.”
Stilte. Gegiechel in de zaal.
Freriks: „Heb je daar nog iets aan toe te voegen?”
Van Rossem: „Het bestaan van God, zoals dat gepostuleerd wordt in de meeste godsdiensten, is een zo onwaarschijnlijke hypothese, dat we ervan uit kunnen gaan dat ie er niet is.”

Klaar. Geen woord meer aan toe te voegen. Ware het niet dat ik onlangs een stuk onder ogen kreeg van reliblogger Alain Verheij, ‘theoloog des Twitterlands’. Verheij was gevallen over een videootje waarmee de omstreden Libanees-Belgische auteur Abou Jahjah aan was komen zetten in ‘Zomergasten’. De Amerikaanse conferencier George Carlin rekent erin af met religie.
Volgens Verheij schilderde de Amerikaan God af als een soort Sinterklaas en haalde hij die stroman vervolgens neer.

Nog geen reden om de pen over dit onderwerp opnieuw ter hand te nemen. Totdat, twee dagen later tijdens een etentje bij de thai, een oud-collega mij van dezelfde stropopredenering betichtte: jij maakt in je column van God een sinterklaasfiguur.

Over een denkbeeldige persoon, geboren en getogen in Veenendaal, had ik geschreven: ‘Dan vermoed ik dat op het nachtkastje van je ouders de Bijbel ligt. Welk boek denk je dat er op dat kastje zou liggen als je uit Mekka kwam? Dus zeg eens, als je god blijkbaar afhangt van de plek waar je wieg staat, wat zegt dat dan over zijn bestaan?’

Komisch. Bij kritiek op godsdienst zouden Carlin en ik ons bedienen van een stropopredenering: jullie maken er een sinterklaasgeloof van. Door ons die drogreden in de schoenen te schuiven, gebruiken onze critici zelf een stropopredenering. De cirkel is rond.

Godsdienst gaat veel dieper, luidt het verwijt, en dient ter verheffing van de mens. Ook is er zoiets als transcendentie. Het geeft geen pas dat af te doen als sinterklaasgeloof.

Los van de drogreden, gelovigen mogen zich kennelijk van sinterklaaselementen bedienen om kinderzieltjes rijp te maken voor hemelse gelukzaligheid, terwijl het critici niet betaamt de zotheid van die elementen aan te tonen?

Over verheffing en transcendentie straks, nu eerst over de fabeltjes.

Omdat de duivel vlak na de oorlog nog tussen twee geloven op één kussen sliep, probeerde mijn van huis uit Nederlands-hervormde moeder eerst mijn vaders katholieke geloof uit, maar ze kon niet wennen aan met zwabbers sprenkelende priesters. Dus groeide ik op in een protestants gezin. Kinderbijbel, zondagschool, kerk.

Die kinderbijbel las ik als een sprookjesboek. Meteen kwamen de vragen. Als alles begon met maar twee mensen, met wie moesten de kinderen van Adam en Eva dan trouwen? Pasten al die dieren echt op één ark? Hoe moesten de vrouw en kinderen van Job zich in de hemel voelen terwijl ze neerkeken op alle leed dat hem door God en Satan werd aangedaan?

Jezus liet zijn discipelen over water lopen, maar ze moesten wel naar hem blijven kijken. Petrus werd afgeleid door een storm en begon te zinken. „Naar mij kijken”, beval Jezus. Wat een kwal, dacht ik.

Bezetenen kregen hun verstand terug toen Jezus hun demonen naar varkens verdreef. Die beesten stortten zich prompt in een afgrond. Waar hebben die varkens dat aan verdiend? Niet eerlijk. Maar een klemmender vraag drong zich op: als God almachtig is, waarom heeft hij dan varkens nodig om met boze geesten af te rekenen? En waarom bestaan die demonen überhaupt?

Zo begonnen bijbelse teksten aan mijn geloof te knagen. Wonderen zijn tekens, dacht ik, en nogal wiedes dat je bij zo veel tekens bereid bent te geloven. Waar zijn die onmiskenbare tekens in onze tijd gebleven? Geef ons er ook eens een paar. En geen Uri Geller, alsjeblieft.

Dat was nog niet alles. We hadden een hond, Pluto. „Komt Pluto als ie dood is ook in de hemel?”, vroeg ik aan mijn vader. „Nee, dieren hebben geen ziel, alleen mensen komen in de hemel.”

In een flat in Smolensk lag bij de lift op de vijfde verdieping al dagenlang een drol.
„Waarom ruimt niemand die hondendrol op?”, vroeg ik aan mijn Russische vriendin.
„Waarom denk je dat dat een hondendrol is?”

Bij Pluto had ik rond mijn tiende al vastgesteld dat zijn drol, zijn twee oren, twee ogen, witte tanden en rood bloed toch een behoorlijke verwantschap met de mens verrieden. En dan had de mens wel een ziel, maar Pluto niet?

Godsdienst heet een verklaring te zijn voor verschijnselen die mensen niet begrijpen, maar bij mij werkte het averechts. Ik kreeg nul antwoorden en het aantal vragen nam toe.

Daarna kwamen de lastige vragen van anderen. Geloof jij dat Australië bestaat, terwijl je er nooit bent geweest? Kun jij bewijzen dat God niet bestaat? Omgekeerde wereld, anderen beweren iets, jij moet bewijzen dat het niet zo is. Alweer een drogreden. Tegenwoordig citeer ik dan de schrijver Christopher Hitchens: wat onbewezen wordt beweerd, mag onbewezen worden verworpen.

Er is zoiets als transcendentie. Gehoord verwijt: daartegen ga je toch geen sinterklaasargumenten in het geweer brengen?

Transcendentie – overstijging – is een veelomvattend begrip. Een transcendente God overstijgt de schepping, staat boven, zelfs buiten het universum. Maar iets simpel houden doen wij mensen niet graag, dus kan God ook immanent – erin verblijvend – zijn, dus juist wel deel uitmaken van ons universum. Volgens weer een andere leer kan God ook transcendent en immanent tegelijk zijn. Bent u daar nog?

Transcendentie kan ook op onszelf slaan: wij ondervinden op mystieke wijze het bovennatuurlijke. Dit is niet alleen het terrein van de godsdienst. Je kunt transcendentie ook bij anderen leren, bijvoorbeeld bij Maharishi Mahesh Yogi, die beroemd werd dankzij de Beatles en de laatste achttien jaar van zijn leven praktijk hield in het Limburgse Vlodrop. Met de kerk deelde Maharishi een talent voor het uitschrijven van rekeningen.

We zijn nu beland bij de belevingskant van religie, bij gevoel, overtuiging, inspiratie, het hogere. Daaraan wil ik geen afbreuk doen. Wie er voldoening of troost in vindt, ga vooral  je goddelijke gang.

Voor transcendentie geldt verder dezelfde logica als voor ‘sinterklaas’: verhevenheid is geen bewijs. Het bestaan van een god toon je er niet mee aan.

Geloof leidt tot verheffing van de mens? Mijn commentaar: kruistocht, inquisitie, fatwa, jihad. Ik stel tegenover die verheffing de religie als wapen. De machthebber en zijn kudde brengen het simpel: je doet mee met ons geloof of je bent een vijand. Opnieuw een drogreden.

Een vriend van mij kreeg in Noord-Ierland de vraag of hij katholiek of protestant was.
„Ik ben atheïst.”
„Maar ben je een katholieke of een protestantse atheïst?”

Arrogant aan Verheijs verheffingsargument is de impliciete exclusiviteit. Is goedheid vooral voorbehouden aan gelovigen?

Ik stel daar dit verhaal tegenover. Mijn echtgenote komt uit Moskou en het communisme heeft geen vat op haar gekregen: ze is gelovig en wel Russisch-orthodox. Ik ben atheïst. Dat leeft gewoon samen onder één dak zonder dat iemand hoeft te zwijgen. Onze kinderen hebben voor zichzelf bepaald wat ze willen en ze geloven niet.

Twee dochters zijn als baby in Moskou gedoopt, hun jongere broertje niet. Toen hij een jaar of vijftien was, wilde zijn moeder hem bij een Russisch-orthodox filiaal in Nijmegen laten dopen. Zijn reactie op de wens van zijn moeder: voor mij betekent het niks, voor jou alles, dus ik ga akkoord.

Zie je wel: niet gelovig en toch goedaardig.

________________________________

Reageren kan hier.