Tag archieven: Aleksiëvitsj

Eeuwig Rusland

rob rondZes jaar was Anna toen ze op schoot zat bij opa Vova. En zestien was ze toen oom Jozef haar liefdesverklaring doorgaf aan de 42-jarige Nikolaj. Met hem zou ze vier jaar later trouwen. Twee jaar daarop zag zoon Joeri het levenslicht.

Het gezinnetje leefde niet lang en gelukkig. Anna was 23 toen oom Jozef uit zijn humeur raakte. Hij liet haar oppakken en in verre, koude oorden achter prikkeldraad zetten. Nikolaj, 49 jaar, eindigde voor het vuurpeloton. Joeri had toen zijn eerste verjaardag nog niet gevierd. De jongen zwierf de familie langs om uiteindelijk in een weeshuis terecht te komen. Twintig was hij toen hij zijn moeder weer zag.

Opa Vova was Lenin. Oom Jozef was Stalin. De kleine Anna Larina verkeerde in hoge kringen, want haar adoptievader Joeri Larin was revolutionair van het eerste uur. Ook Nikolaj Boecharin, haar man, was een oude kameraad. Hij schopte het tot lid van het Politburo, werd hoofdredacteur van de partijkrant Pravda. Niets aan de hand, totdat Uncle Joe weer zin kreeg in een rondje zuiveren.

Twintig jaar lang bracht Anna door in de GOeLag, archipel van Sovjetkampen. Jarenlang ijverde ze voor de rehabilitatie van haar vermoorde geliefde. Die heeft ze nog meegemaakt, in 1988 onder Gorbatsjov. Drie jaar later kwamen haar memoires uit. Ze werd 82 jaar.

Aan Anna Larina moet ik denken als ik over haar landgenoten lees, eveneens verplichte deelnemers aan het Sovjetexperiment, bij Svetlana Aleksiëvitsj, de 67-jarige Wit-Russische journaliste die afgelopen week de Nobelprijs voor de Literatuur won. Aleksiëvitsj (spreek uit: Aleksiejéévitsj) schrijft geen fictie. Zij reist in het onmetelijk grote Rusland stad en land af en laat mensen leeglopen op haar pagina’s. Ongoocheling is wat ze aantreft, verdriet bij de een over de teloorgang van het Sovjetrijk, teleurstelling bij de ander over Gorbatsjovs perestrojka en de chaos van Jeltsin. Wie wil weten wat de huidige Rus door het hoofd spookt, mag Aleksiëvitsj niet overslaan.

Vandaag zijn in Wit-Rusland de Loekasjenko-verkiezingen. Tijd voor mooie gebaren. Aan de vooravond van de geregisseerde overwinning van de zittende president heeft hij – ook naar eigen zeggen Europa’s laatste dictator – Aleksiëvitsj met haar prijs gefeliciteerd. Niet dat zijn regime blij met haar is. Ze heeft moeten aanhoren dat ze CIA-agent is, haar telefoon werd afgetapt en ze kreeg een verbod om in het openbaar te spreken. Haar boeken mochten in haar thuisland niet verschijnen. In 2000 vluchtte ze naar het buitenland, maar sinds 2011 woont ze weer in Minsk.

Aleksiëvitsj heeft illustere Russische voorgangers die volgens het Kremlin zelden wilden deugen.

Ivan Boenin, beroemd om zijn korte verhalen, was balling in Parijs toen hij de prijs in 1933 kreeg. Hij haatte de bolsjewieken en wachtte tevergeefs op hun val om naar zijn geliefde vaderland te kunnen terugkeren.

Boris Pasternak, schrijver van Dokter Zjivago, kreeg in 1958 van hogerhand te verstaan dat een trip naar Stockholm om de Nobelprijs in ontvangst te nemen zou uitlopen op een enkele reis. Hij zag zich gedwongen de prijs af te wijzen – het Nobelprijscomité trok zich daar niks van aan en kende de prijs gewoon toe – en durfde niet af te reizen naar Zweden. Daarna volgde nog een hele serie officiële pesterijen, zoals uitsluiting uit de schrijversbond. Na een halve eeuw vrijgegeven CIA-documenten tonen aan dat de VS enthousiast de keuze van de dissidente auteur door het Nobelprijscomité heeft beïnvloed.

Aleksandr Solzjenitsyn noemde tegenover een vriend Stalin ‘de baas’ en ‘balabos’, wat jiddisch is voor ‘huisbaas’. Dat deed hij in een privécorrespondentie. Hij werd opgepakt, beschuldigd van antisovjetpropaganda en oprichting van een vijandige organisatie. Goed voor acht jaar strafkamp. Dat leverde ruim stof tot schrijven op. In 1970 kreeg hij zijn Nobelprijs. Hij durfde de prijs niet op te halen uit vrees niet meer naar huis terug te mogen. Dus gooiden de Sovjets hem er in 1974 zelf maar uit en pakten ze zijn staatsburgerschap af. Pas na zijn rehabilitatie, dankzij Gorbatsjov, kon Solzjenitsyn naar Rusland terugkeren.

Jozef Brodski, goed voor de Nobelprijs in 1987, was aan het dichten geslagen en dat mocht in het Leningrad van de jaren zestig zomaar niet. De overheid vervolgde hem voor landloperij.
„Wie heeft jou toegelaten tot het dichterschap?”, vroeg de rechter.
„Wie heeft mij toegelaten tot het menselijk ras?”, vroeg Brodski, 24 jaar oud.
Brodski werd op allerlei manieren gepest en dwarsgezeten, leed onder het beruchte Russische misbruik van de psychiatrie. Hij wilde het land niet uit, dus zette de overheid hem op een vliegtuig naar Wenen. Nooit kwam hij er terug, nooit weer zag hij zijn geliefde Marina Basmanova, moeder van zijn zoon.

Lees Aleksiëvitsj en je begrijpt schrijver Fjodor Tjoettsjev, die in 1866 schreef: ‘Het brein kan Rusland niet bevatten.’ Of Aleksandr Blok, in 1918: ‘Scythen zijn wij! Aziaten! Met gulzige spleetogen! Wij, als gehoorzame lijfeigenen, vormden het schild tussen twee vijandige rassen: de Mongolen en Europa!’

Lees Aleksiëvits’ Het einde van de rode mens. En je begrijpt: Rusland is eeuwig.

_________________________________

Reageren kan hier.