De redding van Akim?

Tims lange weg naar Duitsland is afgelegd. Een moeizame geschiedenis. Toen kreeg ik een FB-berichtje. Of ik tips heb voor een 52-jarige oma in New York die haar 13-jarige kleinzoon Akim in Novosibirsk wil gaan redden. De jongen is zijn moeder op vierjarige leeftijd kwijtgeraakt aan koning alcohol en hij dreigt op straat te belanden, want zijn oudoom wil de woning voor zichzelf en zijn moeder alleen hebben.

En dus is de oma naar Siberië getogen, waar zij eerst de voogdij probeert te krijgen. Dat is op zichzelf al lastig zat, door alle bureaucratie, maar haar familie ligt ook nog eens op alle mogelijke manieren dwars. Hier volgt het verhaal van Irina Nedeljaj. Succes niet verzekerd.

________________________________

De geschiedenis van ons gezin begon lang geleden. Zo’n beetje toen de dinosauriërs nog op aarde rondliepen.

Mijn opa aan moeders kant, een moeder die mij op zijn zachtst gezegd niet aardig vindt, heeft altijd in Siberië gewoond. Deze opa, Matvej Grigorjevitsj, was een rasechte Siberiër, geboren in de stad Barnaoel. De familielegende wil dat hij geadopteerd is door een rijke rentmeester die de stoeterij van een Siberische rijkaard bestierde. Mijn opa had geen broers of zusters. Misschien waren het Oudgelovigen, in dat gezin dat mijn opa adopteerde.

Mijn opa deed de opleiding veehouderij in Barnaoel en zijn leraren stamden nog uit het prerevolutionaire tijdperk. Wat er vervolgens gebeurde, weet u wel. Na de revolutie ging mijn opa op kolchozen en sovchozen aan de slag met paarden, voornamelijk in de Altaj.

Daar, in de Altaj, woonde ook mijn oma. En daar, in de Altaj, trouwden ze. Op een dag werd mijn opa benoemd tot voorzitter van Sovchoze nr. 1. Dat was geen gewone sovchoze, maar eentje die viel onder de KNVD. Met andere woorden, daar stelde de staat ‘vijanden van het volk’ tewerk.

En daar, in die sovchoze, maakte mijn moeder tijdens een dansavond kennis met de zoon van ‘vijanden van het volk’, mijn vader Koezma. Het gezin van mijn vader was om een onduidelijke reden tegelijk met andere families vanuit Wit-Rusland naar Siberië afgevoerd. De moeder van mijn vader sprak geen woord Russisch. Ze viel hier volstrekt uit de toon. Ze geloofde in God en las geen kranten. De familie van mijn moeder ontstak in razernij over deze verkering. Op de bruiloft van mijn vader en moeder schitterde de familie van haar kant door afwezigheid.

Het werd nooit pais en vree tussen de families van mijn ouders. Mijn moeder had altijd wel een gruwelverhaal te vertellen over mijn vaders familie, vooral over haar moeder. Mijn vader over de rooie krijgen was een van haar hobby’s. En aan de houding tegenover mijn vader als persoon die zo’n ‘hoogstaande familie’ onwaardig was, houden de familieleden van mijn moeder tot op de dag van vandaag vast. In hun gesprekken met mij komt vroeg of laat steevast het moment waarop ze hun gal spuwen over mijn ‘miezerige’, allang overleden vader, een ‘atoombedwinger’. Mijn vader verrijkte uranium.

Naar eigen zeggen overleefde hij dankzij intellectuelen die vanuit Sint-Petersburg naar Siberië waren verbannen en lesgaven op de ambachtsschool en later op de technische school.

Mijn moeder behandelde mijn vader nogal eigenaardig, en mij net zo. In Amerika gebruiken ze daarvoor de woorden ‘bullying’ en ‘abuse’. Zo lang als ik me herinner, hoorde ik altijd ‘weg daar’, ‘laat dat’, ‘precies je vader’ enzovoorts.

Mijn oudere broer Kostik sloot zich in de loop der tijd aan bij die omgangsvorm jegens mij.

Toen ik een jaar of dertien was, vroeg ik mijn vader waarom hij niet scheidde van mijn moeder. Je moet toch een behoorlijke hekel aan jezelf hebben om met zo iemand samen te leven. Dat zei ik omdat ik niet wist waar ik het zoeken moest in die nachtmerrie.

Mijn vader zei me bedroefd dat hij ‘zijn woord’ maar eenmaal kon geven, zoals zijn eed aan de tsaar betekende dat hij geen trouw kon zweren aan de Voorlopige Regering.

En zo ging hun leven door. Ik rukte me eruit los toen ik zestien was. Eerst ging ik bij mijn zus wonen, daarna bij een vriendin en vervolgens zwierf ik van hot naar her. Het waren Sovjettijden, treurige tijden, en ik kon geen kant op.

Dus toen mijn eerste man mij een aanzoek deed, zei ik ja en verhuisden we naar een studentenflat van het Pedagogisch Instituut. Dat ik daarmee van de regen in de drup terechtkwam, verbaast me achteraf niets. Het gewone verhaal.

Wat ik wel verbazingwekkend vind, is dat de verstandhouding binnen mijn familie niet verbeterde. Niemand ging normaal tegen mij doen, mijn moeder noch mijn broer. Je zou toch zeggen dat als iemand aan wie je om een of andere reden een hekel hebt jou van zijn aanwezigheid verlost, je gevoelens toch tenminste lauw worden. Maar nee hoor. Ze bleven me bestoken met van alles. Mijn moeder komt me opzoeken in dat studentenhuis en steeds weer moet ik iets: laat je uitschrijven uit mijn woning of omgekeerd – schrijf je weer in. Als het maar beter uitkwam voor Kostik.

Maar dit alles verbleekt bij het volgende verhaal.

Nadat mijn vader, de man die zijn woord maar eenmaal kon geven, was overleden, raakten mijn moeder en broer volledig buiten zinnen. Elke dag belden ze me op met de eis dat ik afstand moest doen van mijn vaders erfenis. Geen idee wat voor erfenis dat was, ik was al jaren niet meer in mijn ouderlijk huis geweest. Mijn moeder zag me daar niet graag. En nu kom ik er helemaal niet meer in.

In die moeilijke tijden was ik aan alle kanten vastgelopen. Mijn oudste dochter stortte zich als tiener in het wilde leven, mijn tweede echtgenoot raakte van god los, en de dood van mijn vader doemde boven mij op als een enorme zwarte raaf. Dus stemde ik in met de eisen omwille van de lieve vrede.

Toen ik bij de notaris aankwam die ‘onze’ zaak afhandelde, zat mijn moedertje er al. De notaris, een dame met lange nagels, kijk mij aan en zegt dat ze mij begrijpt, het verlies van mijn vader begrijpt, ze had net zelf haar lieve hondje verloren. Ze kijkt me nog eens diep in de ogen en zegt dat als ik mijn handtekening eenmaal gezet heb, de zaak nooit meer terug te draaien valt. Ik knik.

Mocht u denken dat niemand in mijn omgeving had gewaarschuwd dat mijn handtekening niets zou veranderen, dat mijn familie mij heus niet beter gingen behandelen, dan heeft u het mis. En zelf had ik dat ook al wel bedacht, maar iets onbestemds deed me besluiten afstand te doen van mijn vaders erfenis, ik weet niet waarom.

Toen ik knikte, pakte de notaris een map uit de stapel, en las hardop het nummer voor van de zaak. De notaris zei, ik verzin het niet: „Verwerping van de erfenis onder nummer 666.”

Ik keek naar mijn moeder. Ze verroerde zich niet. ’s Zondags ging ze trouwens naar de kerk, althans, dat zei ze.

Ik zette mijn handtekening. De teerling was geworpen.

Met de nasleep daarvan zitten we vandaag.

De door mijn moeder bruut ingelijfde Akim groeide op en werd een blok aan het been van mijn broer. Hij pakte de jongen de sleutel van mijn moeders woning af en zei dat hij hem op straat ging zetten. Toen ik er over de telefoon bij mijn moeder op aandrong dat ze Akim en mij de tijd moest gunnen om mijn voogdij over hem te regelen, meldde ze mij kort en bondig dat de woning en alle andere spullen van mijn vader op naam van mijn broer waren gezet en dat mijn broer onmiddellijk van Akim af wilde.

Dat lijkt een slechte zaak, maar nee, dat was precies goed. Eindelijk vielen Akim de schellen van de ogen, eindelijk ging hij akkoord met het lange en lastige adoptieproces. Daarmee ging hij in feite akkoord met oorlog.

Toen hij nog twijfelde, gaf ik hem het citaat van Churchill aan het Engelse volk: „Wie in de keuze tussen oorlog en schande kiest voor schande, krijgt zowel schande als oorlog.”

En ik zei tegen Akim: „Wij hebben voor oorlog gekozen. En vechten zullen we. En we zullen terugdenken aan wat er gebeurd is, medelijden hebben met onszelf, onze wonden likken, maar dat doen we wel als de oorlog voorbij is.”

Als u zich afvraagt waar de ouders van Akim uithangen, kan ik kort zijn: zijn vader was zo ongeveer meteen weg, zijn moeder sloop langzaam uit zijn leven en we weten niet hoe ze het maakt en waar ze is.

Wel vreemd hoe de voogdijraad reageerde toen ik me daar meldde en de situatie uiteenzette: ik kreeg een wagonlading verwensingen over me heen. Het was trouwens mijn tweede poging om Akim te redden. Mijn eerste poging, zeven jaar eerder, leidde tot een handgemeen met mijn moeder. Nou ja, handgemeen, ze kwam met gebalde vuisten op me af en ik week terug omdat Akim erbij was en ik wilde hem die scène besparen.

Maar nu wordt hij het huis uitgezet. Ik kom hem ophalen en zij zwaait vanachter het raam met haar vuisten. Wat maken mij dan nog de bureaucratie en drieduizend paperassen uit, of allerlei kosten, zoals de huur van een flatje.

Soms vervloek ik wel stilletjes wijlen mijn vader. Hij met zijn eed, terwijl ik mijn hele leven overhoop gooi.

Ik heb eerst afgewacht. Geld en pakjes gestuurd en telefoongesprekken gevoerd met iemand die mij haat, proberen haar niet boos te maken, want dan reageert ze zich af op het kind. Maar wachten is nu geen optie meer.

________________________________

Reageren kan hier.