Mjoeningof

Hij stond op het punt naar Moskou af te reizen, Alexander Münninghoff, in de rol van correspondent voor de Haagsche Courant en de overkoepelende persdienst GPD. Zelf kwam ik er net vandaan, na een tweejarig verblijf. Via de telefoon maakten we kennis. Dat was in 1986.

„Hoe is het om te wonen en werken in Moskou?”, vroeg hij.
„Het is een verschrikking.”
„Wij moeten koffie drinken.”

Dat deden wij bij De Posthoorn in Den Haag. Mijn verschrikking bestond uit de stroefheid van de Sovjetheilstaat, waar niks kon en de winkelschappen leeg waren, waar telefoneren naar het buitenland betekende dat je urenlang moest wachten op een telefoniste die je al dan niet zou gaan verbinden. En uit het feit dat ik na twee jaar het land werd uitgeknikkerd als Sovjetvijand wegens kritische stukjes in de krant. Met dat soort zaken zou Alexander ook te maken krijgen. Maar zijn verschrikking zou uiteindelijk groter uitpakken: drie jaar later verloren Alexander en Ellen er hun zoontje Floris, acht maanden oud.

In Moskou ging er al eerder iets mis. Alexander kreeg ruzie met de GPD. „Te duur voor wat je levert, dus we stoppen met jou”, besloot directeur Paul Hollaar.
„Als ik die ooit voor mijn auto krijg, geef ik gas”, vertrouwde Alexander mij toe.

Eigenlijk ervoer hij het feit dat hij moest werken voor de kost als een onrecht. Zijn weinig scrupuleuze grootvader had zakelijk goed geboerd in Letland, later in Nederland, en een leven als patriciër vond Alexander beter bij zichzelf passen. Voor zijn vader, een zakelijke nul die als Waffen-SS’er aan het oostfront had gevochten in de hoop de Russen te verslaan om vervolgens het Letse familiebezit terug te pakken, schaamde hij zich. Intussen herhaalde hij graag en vaak hoe zijn vader patsers typeerde: „De domste boeren hebben de grootste lullen.”

In de nadagen van de Sovjet-Unie heeft Alexander nog met de gedachte gespeeld een poging te wagen om de Letse bezittingen terug te krijgen, maar dat zat er niet in.

Dankzij zijn overstap naar een andere regionale persdienst, de Zuidoost Pers, kon Alexander in Moskou blijven. En toen ik als correspondent voor Het Parool derwaarts toog, bood hij mij een plek in zijn kantoor.

Dat was in 1989, nadat Floris al was overleden. De baby was ziek geworden en Moskouse artsen lieten het afweten, dus pakte Ellen met haar zoontje het vliegtuig naar Nederland. Te laat. „Door de Russen zijn we onze zoon kwijt”, fulmineerde Alexander bij de uitvaart.

Dat zou heel goed kunnen. Ook Telegraafcorrespondent Marten Levendig had heel misschien nog geleefd als hij, toen hij ziek werd, niet in Moskou was geweest, waar Russische artsen in 1991 een aneurysma misten. Zij zagen op een foto een bloedplas als gevolg van een gescheurde aorta aan voor een tumor achter het hart.  Krijtwit en steenkoud stierf de 30-jarige Marten onbehandeld op een gang in het Botkinziekenhuis. Moederziel alleen, want het personeel had zijn vrouw Willie weggestuurd. Toen ik later de geneesheer-directeur hierop aansprak, zei hij dat mensen het liefst alleen sterven ‘want hoe vaak gebeurt het niet dat de familie aan het sterfbed gaat ruziën over de erfenis?’

Ondanks het grote verdriet om hun zoontje was er toch een moment dat Ellen en Alexander in lachen uitbarstten. Dat was, zo vertelde hij, nadat de uitvaartondernemer in een poging deftig te klinken de diensten aanbood van een ‘beeldhouder’.

Op werkdagen kwam Alexander rond tien uur naar kantoor. Na „Goede morgen” volgde: „Wat heb ik toch een kutleven.” Half schertsend, half menens. Hij haatte bureauklussen, journalistiek handwerk vond hij gefrutsel.

De telefoon gaat. „Gollandski korpoenkt.” Zo moesten we van hem de telefoon aannemen: Hollands correspondentiepunt. En dan: „Hè bah, het zijn die nitwits van de AVRO.”

Toen ik op kantoor eens bij wijze van intermezzo ‘Fawlty Towers’ opzette – voor Alexander een primeur – wilde hij meteen de hele serie zien. Werkdag ten einde. Ik hoor nog zijn bulderlach toen Manuel – ‘he is from Barcelona’ – namens hoteleigenaar Basil Fawlty bij een vermeende hotelinspecteur die slechts handelaar in lepels bleek te zijn bij diens vertrek een slagroomtaart in zijn gezicht en kruis drukte.

Soms waren we het oneens en ontstond er een discussie. Die nam niet altijd een zinvolle wending.
„Als wij gaan schaken”, flapte Alexander uit, „versla ik jou met mijn pink.”
„Gitaarduelletje doen?”, stelde ik voor. „Speel ik je finaal onder de tafel.”

Donderdag 14 december 1989 was voor Alexander een inktzwarte werkdag. Wreed werd zijn rust verstoord door Sacharovs dood. Stampvoetend liep hij door zijn kantoor, wanhopig zocht hij naar de juiste knipselmap in de rommelige dossierkast waar het alfabet geen rol van betekenis speelde. Onvindbaar. Op dan maar naar het Loezjniki Stadion, waar Jelena Bonner, de kersverse weduwe van de oud-dissident en latere parlementariër, een menigte toesprak. Dit soort klussen waren aan Alexander niet besteed. Te veel gedoe.

Schone schijn was belangrijk voor hem. Als man die graag verkeerde onder politici, diplomaten, artsen en notabelen in het algemeen wilde hij zich altijd van de beste kant laten zien. Dat principe gold ook voor zijn werk. Toen we in 1990 samen Jeltsin interviewden over diens autobiografie ‘Getuigenis van een opposant’, zou Alexander de vragen stellen en ik het verhaal schrijven. „Wacht even”, foeterde Jeltsin op zeker moment, „begrijp ik nou goed dat jullie mijn boek niet hebben gelezen? Wat doen jullie dan hier?”

Alexander trok bleek weg en begon te stotteren. Dus greep ik in: „Sorry, meneer Jeltsin, maar dan moet u toch echt bij uw uitgever zijn, want die heeft verzuimd ons uw boek toe te sturen.”

Jeltsin grinnikte. Hij vond die tegenspraak wel leuk. Dat nam ik op in het stuk, maar Alexander schrapte de passage. „Je moet als journalist altijd je eigen tekortkomingen verhullen”, zei hij belerend. En zo is de lezer een grappige anekdote over Jeltsin onthouden, omwille van Alexanders schone schijn.

Toen ik een keer naar de Georgische hoofdstad Tbilisi ging, vroeg hij mij vooral de groeten te doen aan Irakli Tsereteli, een schimmige politicus. „Geweldige vent. Toen ik afscheid van hem nam, herkende ik aan de bobbel in zijn broekzak een pistool. Haha, ik ben erachter gekomen dat ik een zwak heb voor schurken.”

Naar Alexanders sores, zakelijk of privé, hoefde je nooit te raden. Die gooide hij er spontaan uit. Eens had de onverbeterlijke romanticus vanuit Zuid-Amerika een groot mes meegenomen om terug in Nederland een rivaal uit te schakelen die zijn vrouw had verlaten omwille van Ellen. Toen de man aan het kortste eind had getrokken en, gescheiden en wel, op een eenzaam kamertje was beland, kreeg Alexander medelijden. „Hij was er veel slechter aan toe dan ik. We zijn bevriend geraakt.”

Alexander droeg het hart op de tong. Het is een misverstand om te denken dat zo iemand dan ook het achterste van zijn tong laat zien. Niet alleen stille wateren hebben diepe gronden.

Zo was de reputatie van ‘Mjoeningof’ in zijn werkland raadselachtig. Schaker Garri Kasparov weigerde hem een interview. Waarom? Ik vroeg het de wereldkampioen via een tussenvriend. Kasparov: „Hij heeft een staart.” Het hebben van een staart – Russisch: chvost – betekende dat iemand in zijn kielzog een sliert KGB’ers meesleept. Mij ontving Kasparov kort daarop in zijn flat, dus kennelijk had ik geen ‘chvost’.

Dan de reden waarom Alexander de post Moskou opgaf. „Een opzetje”, gaf hij als verklaring. „Ik had ergens wat gedronken en toen ik met de auto naar huis reed, was er opeens controle. Er dreigde strafvervolging, maar dankzij onze ambassade heb ik toen met de Russen kunnen afspreken dat ik aan het eind van het jaar zelf zou vertrekken en dan zouden zij de zaak laten rusten.”

Waarom een opzetje? Wat had hij geflikt? Het was hem eind 1988 gelukt, aan de vooravond van Gorbatsjovs bezoek aan de VN in New York, wereldkundig te maken waar de Sovjetleider mee ging komen: eenzijdige troepenreductie. „Mijn bron had me al vaker getipt”, zei Alexander, „maar ik durfde publicatie steeds niet aan. Elke keer bleek de tip te kloppen, dus ditmaal besloot ik het erop te wagen.” Een enorme scoop, die twee dagen later de rest van de wereld bereikte via Radio Nederland Wereldomroep, een van zijn afnemers. Wellicht waren de Russen hier niet blij mee geweest?

Mogelijk wisten of vermoedden de Russen dat Alexander inlichtingenwerk voor Nederland wilde verrichten? Dat had zeker bij zijn romantische en avontuurlijke inborst gepast. We zullen er waarschijnlijk nooit achter komen hoe het precies zat. Hoe dan ook, al te ernstig kunnen zijn ‘misdaden’ niet geweest zijn, want later kreeg hij gewoon weer een visum.

Hij hield van Rusland, hoopte op vooruitgang, maar vreesde het ergste. „Het wordt hier nooit wat, met dit menselijk materiaal”, verzuchtte hij eens. Met de jaren raakte hij overtuigd van de noodzaak van een harde hand. Zonder iemand als Poetin zou Rusland opnieuw aan chaos ten prooi vallen. Uiteindelijk ging Alexander zelfs mee in Russische propaganda, zoals het verwijt dat het Westen de belofte had gebroken de NAVO niet te zullen uitbreiden. Tsja. Er zijn aanvankelijk wel westerse bewindslieden geweest die hardop de persoonlijke mening verkondigden dat er volgens hen geen uitbreiding zou komen, maar officieel is zoiets nooit vastgelegd en de Russen hebben er ook nooit om gevraagd.

Over zijn Moskouse tijd schreef Alexander ‘Tropenjaren in Moskou’. Voor dat boek was eerst nog een andere titel voorbijgekomen, waarmee hij aangaf hoe hij dacht over Gorbatsjovs hervormingen: ‘Kut met perestrojka’. Was wel een stunt geweest, die titel.

De slavist Münninghoff had het op de universiteit slechts geschopt tot kandidaat. Het doctoraal had hij laten zitten, want: „Ik had geen zin om een scriptie te schrijven over de invloed van de stroomversnellingen in de Wolga op de ontwikkeling van de zeventiende-eeuwse Russische literatuur.” Decennia later kwam er dan toch een scriptie, over de eeuwig dissidente filosoof-schrijver Aleksandr Zinovjev. Eindelijk mocht hij zich dan toch doctorandus Münninghoff noemen.

Of er een hiernamaals is? Alexander sloot het niet uit. Dit paste wel in zijn hang naar mystiek. Dat er van de acht door hem en Ellen aangestoken kaarsjes in een Armeense kerk vijf uitdoofden – alleen die voor zijn drie dode kinderen bleven volgens hem branden – moest toch iets betekenen? In een Moskous casino waar hij met enige regelmaat ging gokken, kreeg hij ooit ruzie toen er op zijn inzet niet werd uitgekeerd. „Hier lagen mijn fiches”, brieste hij met zijn dronken kop, „ik zet altijd in op hetzelfde getal, want dat is de verjaardag van mijn zoon.” Hij werd uit het pand verwijderd.

Er waren ups en er waren downs, maar Alexander Münninghoff, die dinsdag op zijn 76e dit aardse tranendal verliet, heeft een fantastisch en rijk leven gehad met als kroon op zijn werk de bestseller ‘De stamhouder’. Hij had weliswaar veel meer uit het leven willen halen, maar dat is logisch, want romanticus ben je niet voor niets. Een geweldige collega, een warm mens, is niet meer.

Gospodin Mjoeningof, vaarwel!

________________________________

Reageren kan hier of onder aan deze pagina.

Bekentenis

Het mooie aan complotten is dat ze bijna altijd mislukken. Nou ja, de moord op Caesar lukte wel, maar de machtsconcentratie die zijn moordenaars hadden willen breken, bleef bestaan. Octavius werd als keizer Caesar Augustus na de moord nog machtiger dan zijn adoptievader.

Rond de moord op Kennedy kun je een heel ingewikkeld verhaal verzinnen, maar van Lee Harvey Oswald kom je niet zomaar af. Misschien had de man in z’n uppie gehandeld. Of misschien had hij met anderen samengespannen. Hoe het precies is gegaan, weten we niet. Al zijn er slimmeriken die het wel weten, maar het probleem daarbij is dat allerlei theorieën over de moord elkaar uitsluiten. Wil de echte slimmerik opstaan?

Elke slimmerik weet wie de echte slimmerik is: de slimmerik zelf. Het leuke is dat argumenten in het tegendeel kunnen verkeren. De film die omstander Zapruder maakte van de moord is ofwel het bewijs van een complot ofwel het bewijs dat er met die film geknoeid is. Altijd prijs!

Grandioos is de samenzwering van de vrijmetselaars. Al sinds mensenheugenis proberen ze de samenleving eronder te krijgen en het is nog steeds niet gelukt. De Illuminati zijn nog langer bezig en hebben ook nog geen deuk in een pakje boter geslagen. De Bilderberggroep dan? Bakt er ook vrij weinig van. Dat gezelschap was eens niet bij machte medeoprichter prins Bernhard voor het Lockheedschandaal te behoeden.

Sneue lui, die samenzweerders. Niks lukt. Maar eh… Wie verspreidt de theorieën? En wie gelooft ze?

De gelovigen zijn onderwerp van menige studie. Enkele dingen vallen op. Lageropgeleiden zijn er vatbaarder voor. Psychologen stellen vast dat analytisch denken niet de sterkste kant is van mensen die in complotten geloven. Verder valt op dat mensen die in één complot geloven, ook vatbaarder zijn voor andere complotten. Het gaat kennelijk om een neiging die persoonsgebonden is.

Waarom zou je in een complot geloven? Het antwoord is simpel: uit wantrouwen. De complotdenker wantrouwt de overheid, politici, wetenschappers en de pers. George Soros en Bill Gates zijn belangrijke namen onder de slechteriken, nu ook weer, tijdens de coronacrisis. Wat door de overheid en de ‘mainstream media’ wereldkundig wordt gemaakt, dient slechts het eigenbelang van de heersende klasse.

En als zij de onwaarheid brengen, is de waarheid dus een andere. Wat doe je dan als argwanende burger? Je gaat op onderzoek uit en legt met behulp van geestverwanten de echte waarheid bloot: dat er krachten aan het werk zijn in binnenland, buitenland en het heelal. Krachten die erop uit zijn het volk dom te houden en te knechten, eventueel uit te roeien. Met vaccinaties, met witte strepen achter vliegtuigen in de blauwe lucht – chemtrails. Met virussen, gekweekt in duistere laboratoria waar ook ter wereld.

Niet iedereen is slim genoeg om de snoodaards te doorzien. De grote massa laat zich als schapen naar de slachtbank leiden. Tsja, als je dom wilt zijn, slaap dan maar lekker verder! Je komt er nog wel achter!

Complotgedachten zijn niet het exclusieve domein van lager opgeleiden. Dr. ir. Coen Vermeeren geeft lezingen over ufo’s. Nou geloof ik ook wel in ufo’s, want niet elke object dat in de lucht wordt waargenomen, is verklaarbaar. Het is de identificatie van de ufo waarmee ik een probleem heb. Stel, buitenaardsen bezoeken ons in zo’n ufo. De dichtstbijzijnde ster, Centauri Proxima, staat circa 4 lichtjaren bij ons vandaan. Reis je in een ruimteschip met de snelheid van een space shuttle, dan zijn die bezoekers 17.000 jaar naar ons onderweg. Als ze geen omweg maken. Stel dat ze tien keer zo snel reizen. Dan duurt de reis 1.700 jaar. Je moet er maar zin in hebben als alien om Trump bezig te zien.

Waarom zou iemand die goed kan leren, zulke rare dingen als complotten geloven? Kennelijk lopen er door het brein van sommige intelligente mensen wat kromme volten. Denkkracht en logica zitten kennelijk niet noodzakelijk zij aan zij in één en hetzelfde hoofd.

En dan zijn er nog figuren die uit het lichtgelovigheidsvaatje tappen om hun eigen ambities te realiseren. Sommigen van hen zijn echt dom, zoals de oranje held aan gene zijde van de oceaan, maar anderen zijn gewoon slecht. Zo zijn er in Nederland politici die heulen met de Russen en allerlei valse zekerheden beloven omdat ze weten dat hun kiezers twijfel haten.

Hoe kun je complotdenken bestrijden? Psychologen onderscheiden twee types: de wankelmoedigen en de zelfverzekerden. Hoe dan ook, mensen om hun ideeën belachelijk maken is misschien verleidelijk, maar altijd gedoemd te mislukken. Hakken in het zand zijn steevast het resultaat. Met twijfelaars valt misschien nog te praten, maar de zelfverzekerden zitten zo diep ingegraven in hun eigen gelijk dat toegeven aan twijfel voor hen neerkomt op vernietiging van hun identiteit. In de meest extreme vorm kom je dan uit bij zo’n Anders Breivik.

Er is nog een ander probleem met pogingen complotdenkers de ogen te openen. Wie dat probeert, maakt deel uit van het foute kamp. Die onderneemt in opdracht van de meesters een poging om het volk zand in de ogen te strooien, om de waarheid te verdoezelen.

Deze tekst maakt derhalve deel uit van het complot.

________________________________

Reageren kan hier of onder aan deze pagina.

Lawaai

Ik was ze vergeten. Maar de sociale media hebben ze weer in mijn blikveld gebracht. Lawaaischoppers, zoals ik ze leerde kennen op de lagere school. Lagere school? Ja, zo heette die school totdat nieuwlichters met hun eeuwige verbeterdrift besloten dat basisschool de correcte benaming is. Dat wisten onze voorouders niet.

Van mijn zesde tot mijn elfde, vijf jaar lang, heb ik in de herrie gezeten op – allang opgeheven – De Leerschool in Nijmegen. Tussen kinderen waar ontzettend veel geluid uitkwam, wier intellectuele belangstelling uitging naar voetbalplaatjes en auto’s. Die klassikaal maanden deden over het uitlezen van ‘Ot en Sien’, dat ik illegaal in één les stiekem uitlas. Mij lustten die klasgenootjes niet. Ze noemden me ‘de professor’. Vreselijk, school. Pas in de hoogste klas, toen de brulboeien naar 6a gingen, voorportaal van ambachtsschool, huishoudschool of mulo, en bedachtzamere types naar 6b om klaargestoomd te worden voor mms, hbs of gymnasium, werd het schoolleven enigszins dragelijk. Tegen die tijd had ik al afgeleerd om huiswerk te maken.

Het gymnasium had weer zijn eigen nadelen, maar dat herrievolk was ik kwijt. Totdat ik naar de dienstplichtkeuring moest. Daar waren ze weer! Nog een reden om me af te laten keuren voor dienst. En ik snapte dat er na de lagere school momenten en plekken zijn waarop je die plaaggeesten weer tegenkomt: in leger, ziekenhuis en bejaardentehuis.

Na die keuring vergat ik ze weer. Jarenlang. Heerlijk. Maar nu zijn ze terug in alle hevigheid: op het wereldwijde web. Daar vertellen ze hoe gevaarlijk 5G is, dat corona een smerig complot is van snoodaards die over de wereld willen heersen. Dat die snoodaards passagiersvliegtuigen chemicaliën laten verspreiden – chemtrails – om het volk te verdoven. En dat doen in samenwerking met de Bilderberggroep, George Soros, de Rothschilds, de vrijmetselaars en de Illuminati.

Ze proberen ongelovigen als ik te overtuigen van hun gelijk, zitten potdicht voor feiten en logica, en hun slotargument is in de regel: slaap maar lekker verder.

Wat zij zelf met hun waakzaamheid doen, vertellen ze niet.

Zelf put ik dan maar troost uit aforismen van intelligente mensen. Albert Camus: de treurigste ondeugd is onwetendheid die alles meent te weten. Friedrich Schiller: tegen de domheid strijden goden zelfs vergeefs. Isaac Asimov laakt de opvatting dat democratie betekent: mijn onwetendheid is even goed als jouw kennis. George Orwell: onbenul is kracht.

Vragen zijn prima. Ik heb er zelf heel veel. Geen probleem met gebrek aan antwoorden. Een probleem heb ik met antwoorden ontleend aan pseudokennis die tot cultus worden verheven. Zoals religie. Omdat de mens niet weet waar het leven vandaan komt, verzint hij een god. En wie niet meedoet, deugt niet, wordt verstoten of vermoord. Kijk naar onze eigen geschiedenis of naar primitieve moslimlanden. Complotdenkers zijn gelovigen. Derhalve zijn logica en feiten zinloos, zelfs verdacht. ‘Word wakker!’

Je kunt je schouders erover ophalen. Doe je dat, dan krijg je een president als Trump. Ook in onze contreien liggen politieke charlatans op de loer. Hoe houd je die tegen? Zeg het maar. Iets anders dan goed en kritisch onderwijs kan ik niet bedenken.

________________________________

Reageren kan hier of onder aan deze pagina.

In één keer goed?

Het is al even geleden. Twee weken. Lijkt langer. Boosdoener? Daarover straks.

Terwijl ik dus lang geleden op mijn sportclubje probeerde mijn nóg oudere dag dan de huidige uit te stellen, ving ik tussen de jong-blijf-muziekjes een kort nieuwsbericht op. Letterlijk weet ik het niet meer, maar het kwam erop neer dat uit een peiling bleek dat personeelswervingen tamelijk eentonig van aard zijn.

Het lijkt of er al jaren altijd en overal behoefte is aan energieke, dynamische, creatieve en vooral flexibele krachten om het team aan te vullen. Ik denk dan: als dat al jaren zo wordt geformuleerd en er zitten nog steeds geen energieke, dynamische, creatieve en flexibele krachten, wie zitten er dan wel? Slaperige mompelaars die verstrooid om zich heen zitten te kijken of er iemand komt uitleggen wat ze hier in hemelsnaam doen of horen te doen?

Of zouden de energieken er juist wél zitten en is elke organisatie een onverzadigbare ADHD-organisatie, waar in plaats van zoetjes ritalin in de koffie gaat en in plaats van zakjes creamer coke in de neus? En dat dan personeelsleden zó snel opbranden dat er telkens nieuwe nodig zijn?

De vraag is: waar hebben we bij samenwerking behoefte aan? Aan mensen zoals wijzelf of mensen die ons kunnen aanvullen? Ik denk het laatste. Extraverte doeners die luisteren naar introverte denkers. En andersom, uiteraard. Dát is samenwerken. Er zit bij individuen natuurlijk van alles tussen die twee extremen in, maar het gaat even om de balans in de overlegcultuur.

De smeerolie van het proces dat we zo samen op gang moeten brengen is geduld. Want beide extremen kunnen last hebben van ongeduld, volksziekte nummer één. En van perfectionisme, een goede tweede. Het kan namelijk allemaal niet zo snel en vooral niet in één keer goed.

En nou dus even over die aandachtvreter, dat nare coronavirus. Bij de bestrijding ervan hebben we geduld nodig, met elkaar en met de overheid. Snel ingrijpen combineren met goed nadenken is gewoon hartstikke moeilijk. De communicatie daarover loopt ook al niet helemaal gesmeerd, maar hé, niet alles kan kennelijk in één keer goed.

Volgende keer beter, blijf gezond en laten we elkaar niet opvreten van de zenuwen.

 

 

Ziek en Zo

Nee, het gaat goed met me, dank U.

Maar dit jaar is het ongenode gast Corona die het griepvaccinfeestje loopt te verzieken, zoals een paar jaar geleden een influenza A-virus mijn lief L. met griepprik en al probeerde uit te schakelen.

Ik herinner me de plotselinge quarantaine op de vierde dag van de ziekenhuisopname.

Dochter N. en ik kwamen, na een kopje thee in het ziekenhuisrestaurant, terug op zijn kamer en keken naar een lege plek. Of een leeg bed, dat herinner ik me niet meer, maar het lijkt me duidelijk dat we een zekere patiënt misten. Het ergste scenario schoot even door mijn hoofd, maar zo snel – in een half uurtje van bijna beter naar einde verhaal – werkt Magere Hein meestal niet.

Lief lag nu apart, want eindelijk was er ontdekt wie die gemene indringer was en die wilden ze liever niet in een ziekenhuis verspreiden.

En daar zaten we opeens met mondkapjes en handschoenen aan te zweten en te kijken naar het gezicht van een beduusde maar vrij ademende patiënt die al niet meer aan infuus of beademing lag. Hij leek, na al die zorgelijke dagen die achter ons lagen, nu verreweg de gezondste van ons drieën, zal ik maar zeggen.

De volgende dag mocht hij dan ook naar huis, hij nu wel met mondkapje en ik niet. Zo door het ziekenhuis lopen, de taxi in en thuis mocht het kapje af. Quarantaine voorbij.

Want wat is wijsheid? We zitten nu bijvoorbeeld in Duitsland en ik vraag me af of we over een paar dagen Nederland in mogen.

Ik bedoel: deze bejaarde licht astmatische hart-/vaatpatiënt heeft zeg maar alle papieren, maar is niet van plan om dat virus te krijgen en al helemaal niet om eraan dood te gaan, maar wil wel naar huis. En als een Duitse minister een epidemie verwacht en dat komt uit, dan zullen er in Nederland al gauw geen grapjes meer worden gemaakt over van top tot teen beschermd een Chineesje pakken.

Verweggistan is nu dichtbij en zo zullen ze heel argwanend kijken naar hun naaste oosterburen en alle mensen die daar vandaan komen, gele kentekenplaat of niet.

We gaan het zien en als dit allemaal voorbij is, hebben we weer wat geleerd over het leven. We hebben veel maar niet alles onder controle en ziekte en dood horen er nog steeds gewoon bij.

 

Vivat!

Wie dood is, heeft nooit bestaan. Voor jezelf althans, want bij het verscheiden vervliegen alle herinneringen en elk besef. Je hebt nooit geleden, nooit genoten, je bent nooit geboren en nooit gestorven. Het grote niets, dat ook bestond voor de geboorte, breekt weer aan. Het leven is slechts een overgangsfase tussen niets en niets. Zodra de overgangsfase voorbij is, ben je uitgegumd – totaal, voorgoed, onverbiddelijk en met terugwerkende kracht.

Dat is voor veel mensen een onverteerbare gedachte, dus klampen ze zich vast aan sprookjes uit oude boeken waarin een hiernamaals wordt beloofd in de vorm van een hemel, liefst geen hel. Er zijn ook andere fantasieën, zoals reïncarnatie. Een zoektocht naar bewijzen kan slechts teleurstellen.

De overledene leeft zonder er zelf erg in te hebben voort in de geheugens van anderen. Aan Alexander of Peter de Grote, aan Napoleon, Hitler, Stalin en Mao, aan Mozart en Bach, aan Rembrandt en Van Gogh zal de herinnering voortleven tot er geen mensen meer rondlopen op deze aardkloot.

Mindere goden onder de doden moeten het met een korter voortbestaan stellen. Slavist en schrijver Karel van het Reve vertelde over een man die vaak bij zijn ouders op bezoek kwam, aan wie hij met enige regelmaat placht te denken. ‘Wie zal er aan hem denken als ik er niet meer ben?’, vroeg Van het Reve zich af, wiens eigen verscheiden die bezoeker weer een stap dichter bij de vergetelheid heeft gebracht.

Op zichzelf is de vergetelheid voor iemand die zich daarvan niet bewust is, niet zo erg. Toch is de gedachte dat je zelfs geen vlek achterlaat, bij leven voor menigeen ontluisterend.

Afgelopen week vond in Amsterdam het afscheid plaats van ex-zwager Dick. Hij werd 81 jaar, wat niet slecht is, maar naar de huidige maatstaven toch wat mager. Volgens de statistiek had hij gemiddeld nog acht jaar tegoed, maar ja, gemiddelden zijn niet van toepassing op het individu.

Ga je zoeken op internet, dan kom je Dick nog tegen op Facebook, maar dat zal niet eeuwig duren. Ook deze column gaat niet tot in het oneindige over het wereldwijde web zwalken, maar toch kan dit stukje dienen tot een gering uitstel van vergetelheid. Dan is een naamsvermelding onmisbaar, dus daar komt ie: Dirk Vermolen, in de wandeling Dick.

Zijn grootste roem behaalde Dick rond 1970, toen hij in Nijmegen de Go-Go Club bestierde. Dat klinkt kinky, maar het was een ordinaire discotheek voor pubers. De muziek stond te hard, de drankjes waren goedkoop, er was redelijk veel aanloop in de weekends, maar lang duurde de pret niet, want administratie was niet Dicks sterkste kant. Toen de fiscus aanklopte om het deel van hare majesteit te innen, was de kas leeg. Einde Go-Go Club. Sindsdien laat Dicks werkzame leven zich samenvatten als twaalf ambachten en dertien ongelukken. En ruim drie decennia later volgde Dicks straf voor zijn gebrekkige discipline in de vorm van een gat in zijn AOW-uitkering. Die dans kun je alleen ontspringen door de pensioengerechtigde leeftijd niet te halen, zie de fiscaal zwakbegaafde muzikanten Herman Brood en Pim Koopman.

Toen Dick onze familie binnentrouwde, moesten we in het kneuterige Nijmegen nogal wennen aan de omgangsvormen van de Amsterdamse volksjongen. Nooit hebben mijn ouders begrip kunnen opbrengen voor de enige aanspreekvorm die hij kende: jij. Ook niet voor de omgang met zijn vrouw, hun dochter, die aan de ruwe kant was. Het blauw van haar ogen betrof niet altijd haar iris. Zijn levenswandel was wild. Kinderen werden niet alleen binnen het huwelijk geboren.

Is zo’n onverlaat dit monumentje waard? Zeker wel. Zijn hulpvaardigheid was grenzeloos. Toen ik het onzalige idee had opgevat om mijn beperkte inkomen op te vijzelen door toeristische reizen door de Sovjet-Unie per minibusje aan te gaan bieden, begin jaren tachtig, ging hij mee op proefrit.

In een Intouristhotel in Minsk kwamen twee lokale jongedames brutaal naast ons in het restaurant zitten. „Dick”, was het antwoord op de vraag hoe hij heette. Gegiechel als reactie, want de dame in kwestie kende voldoende Engels om dat woord zonder hoofdletter te horen. Later, in de bar, weigerde ik de dienst die de andere dame mij aanbood. Ze was op slag chagrijnig. „Moet je dat nou zien zitten”, zei Dick, „die drekbak.”

De oude Ford Transit-bus stortte in tijdens de derde trip. Met onderdelen die vanuit Nederland waren overgevlogen, sloeg de staatsgarage in Smolensk aan het goochelen. Resultaat: motor in de soep gedraaid. Toeristen op de trein naar huis gezet. Dick kwam uit Nederland aanrijden met een motor van de sloop en sloeg zelf aan het sleutelen. „Zeg dat die vent opdondert, ander sla ik hem op zijn bek”, zei Dick terwijl een monteur hem stond te hinderen toen hij het motorblok in zijn eentje in de auto hees. Ik besloot mijn vertaling enigszins te kuisen. Dicks blik was duister genoeg om de Rus te doen aftaaien. Bus gerepareerd, in Nederland verkocht, schade beperkt, winst nul komma nul.

Nog talloze malen heeft Dick mij en andere mensen in zijn omgeving belangeloos geholpen. En hij zal nog lang voorleven in het geheugen van zijn vier kleinkinderen, op wie hij dol was en voor wie hij graag nog een tijdje door had geleefd. Dit tekstje is een schamele poging tot verzet tegen de vergetelheid. Vivat Dick!

________________________________

Reageren kan hier of onder aan deze pagina.

Makkelijk scoren

Dit wordt een zelfevaluatie, ik ben namelijk ook een soort van Ombudsvrouw voor de lezers.

Er zijn nogal wat creatieve zonden, een daarvan is makkelijk scoren. Dat deed ik in mijn vorige column. Ik meende dat iedereen in mijn bubbel zich wel zó zou ergeren aan die praatjesmakers van Ongehoord.nl, dat alles wat je aan spot over die lui kunt bedenken, in goede aarde valt.

Als dat resulteert in een slappe column? Jammer, mijn probleem. Maar als ik mensen ermee tekortdoe, vind ik dat vervelend.

Het onzinverband tussen boze mannen en kaalheid viel niet helemaal goed en  – zoals een lezer zei – was framend, generaliserend en niet leuk voor aardige mannen die toevallig kaal zijn. Betreffende lezer is overigens zelf geen kale man.

Generaliseren en framen is inderdaad fout, maar mag het wel als grap? Ik dacht eerst van wel, omdat iedereen in de column zou lezen dat kort, lang of geen haar er natuurlijk helemaal niet toe deed. De humor, dacht ik, zat hem juist in dat bizarre: mijn ‘theorie’ klopte niet.

Het stond niet in de column, maar nog zo’n ‘theorie’: pro-piet-activisten dragen allemaal spijkerbroeken en korte zwartlederen jasjes.

Niet dus. Maar echt: ik had ooit zó’n afkeer van de agressie van een paar van die lui, dat ik ‘nooit meer!’ een spijkerbroek met een kort donker jasje wilde dragen. Wat jammer zou zijn, want ik had net zo’n leuk jasje van een van mijn dochters gekregen.

Een onzinnige associatie dus, waarom je – ik althans om mijzelf – kan lachen.

Maar als zo’n onzinnige associatie ten koste gaat van aardige mannen die toevallig onomkeerbaar kaal zijn – en die wel eens vaker geassocieerd worden met agressie terwijl ze helemaal niet agressief zijn – dan is dat helemaal niet om te lachen.

‘Sorry, het was grappig bedoeld’ is dan geen goede reactie, ontdekte ik ook.

Ik moest denken aan het zwartepietendebat, waarin ik wél meteen zie waar de schoen wringt. Daar worden – kort gezegd – twee argumenten tegenover elkaar gebruikt: ‘black face is voor mij als zwarte niet leuk, want ik ben geen olijke bediende die krom praat en kunstjes doet om iedereen aan het lachen te maken’ tegen ‘zo is het ook niet bedoeld, maar ik moet onherkenbaar zijn en dat zwart komt trouwens van de schoorsteen’.

Het laatste argument is ontwijkend, maar bovenal een niet erkennen van iemands gekrenktheid.

Geen erkenning geven en makkelijk scoren dragen bij aan verdere polarisatie en dat wil ik niet.

Nou ja, kijk eens aan! Daar is mijn goede voornemen voor 2020.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ongehoord

U hebt vast wel gehoord dat journalist Arnold Karskens omroep Ongehoord.nl gaat oprichten. Want bij de gewone omroepen waar hij regelmatig komt, wordt hij niet gehoord. Ikzelf had hem inderdaad niet gehoord, dus ik google dan zo iemand omdat ik wil weten hoe een ongehoord mens er uitziet.

Waarom zijn boze mannen altijd zo kaal?

Ongehoorde Karskens lijkt me trouwens niet iemand bij wie je net kan doen of je hem niet hoort. Dan zorgt hij wel dat je hem ziet, door je breeduit en zwijgend ieder zicht en vooral elke hoop op een goede afloop te ontnemen. Hij is het type dat niemand laat voordringen bij zijn moeder of zijn kind, fijn, maar als hijzelf voordringt moet ik eerst even slikken voor ik daar wat van zeg.

Nou, ik zeg er dus niks van. Het zijn de momenten waarop ik mild besluit dat sommige mensen nou eenmaal iets meer ruimte nodig hebben, kunnen ze niks aan doen.

Joost Niemöller is ook van Ongehoord.
Tja. Hij heeft haar, dat wel.
Maar zijn beschreven levenspad op Wikipedia is geplaveid met woorden als controverse, opspraak en omstreden. Hij is overtuigd van statistisch aanwijsbare etnische verschillen in intelligentie. Als ik naar deze witte mannen kijk, zou hij met dat laatste wel eens een punt kunnen hebben.

Gelukkig doet Ybeltje ook mee. Ybeltje Berckmoes-Duijndam is een schattig meisje (met lang haar) en in 2015 was zij écht ongehoord, namelijk het onopvallendste Tweede Kamerlid.

Zó in de Volkskrant komen, dat wil je natuurlijk niet. Dus twee jaar later pleitte Ybel voor het sluiten van de grenzen voor jonge mannen uit het Midden-Oosten en Afrika. Dat zei ze ten eerste omdat het hier anders Eurabia zou worden (haar woorden) en ten tweede omdat ze zo wél opviel (mijn woorden).

Een ander Ongehoord type is de Nederlandse regisseur, acteur, cabaretier, presentator en schrijver van toneelstukken, televisieseries en (kinder)boeken Haye van der Heyden. Je moet wel onder een steen liggen om over zo iemand niet gehoord te hebben en ik lig niet onder een steen, dus ik wist dat hij kaal was. Ietsje gezelliger dan Arnold, dus hij wordt chef Humor en Satire. Zou worden, inmiddels, want een podium bieden aan Holocaustontkenners, zoals hij vond dat moest kunnen,  vonden ze bij Ongehoord iets té ongehoord en niet erg grappig.

Hij zal die naam Ongehoord wel hebben bedacht, want die is natuurlijk wél ontzettend grappig bij zulke opvallend aanwezige mensen. Al bedenk ik nu dat het natuurlijk ook een geuzennaam kan zijn, zoals Geen Stijl, die expres stijlloze dingen zeggen.

Zucht.

Dat wordt dus ongehoord lullige dingen omroepen. En dan krijgen ze weerwoord en dan zeggen ze dat je ook niks mag zeggen in Nederland. En dan zeg ik: ja hoor, maar je mag ook wat terugzeggen in Nederland. En dan zeggen zij: zie je wel, je mag niks zeggen in Nederland, want jij praat terug en dan zeg ik weer dat… maar dan horen ze mij al niet meer. Over ongehoord gesproken.

Ze willen gewoon niet gestoord worden daar. Ongestoord.nl was beter geweest, Haye.

 

Terrasje pakken

Ik schrijf graag, maar ik denk dat ik voor Teletekst werken saai zou vinden. Of je moet van het nieuws de humor inzien.

Neem nou het bericht over de auto die in Deventer op een terras inreed. In het eerste bericht stond dat de politie nog niet wist of het per ongeluk of expres was.

Hallo! De bestuurder was er vandoor gegaan!

Dat kan van de schrik zijn, oké.

Maar dit dan: de gebeurtenis had plaatsgevonden om 05.30 uur. Mijn eerste gedachte was om me te verplaatsen in de buren en dan lijkt me een ongeluk onwaarschijnlijk. Ikzelf zal gewelddadige plannen nooit tot uitvoer brengen, ben per slot geen boer, maar de fantasie is mij niet onbekend.

Want iets zegt mij dat de terrasbezoekers daar niet op fluistertoon onder het genot van een kruidentheetje (‘schenk nog eens bij, maar nu met meer munt graag’) genoeglijk aan het keuvelen waren over koetjes en kalfjes. Hoewel de laatsten, bedenk ik nu, voor sommigen een reden zijn gebleken om hun mening kracht bij te zetten middels een voertuig.

Terwijl ik dit schrijf, is er weer een tipje van de sluier opgelicht: het was expres. Na een ruzie. De politie roept de man op zich zo snel mogelijk te melden en dat zou ik als Teletekstredacteur dan wel weer humor vinden. (‘Sorry, ben even bezig, nu geen tijd om me te melden, kijk straks wel even, en anders wordt het morgen, oké?’)

De man heeft zich evenwel gemeld, blijkt nu ik dit schrijf.

Over de reden van de ruzie wil de politie niks zeggen maar ik wel, graag zelfs.

Komt ie: honger.

Ik heb me laten vertellen dat het gezellige uitgaansleven nogal eens afgerond wordt met het halen van een vette bek. Kebab leent zich daarvoor uitstekend, alleen je kan in zo’n zaak met andere eet- en drinkgewoontes waarschijnlijk geen biertje krijgen om het weg te spoelen. Dus neem je dat mee. Dat vindt de eigenaar niet goed. Dus maak je ruzie. Dat win je niet. Dus rij je in op het terras.

Terrasje pakken anno 2019.

Al met al ben ik benieuwd wat de werkelijke reden van het geweld is geweest.

Hoe dan ook: geen reden is goed genoeg.

Of je nou je auto of je trekker gebruikt.

Groot leed

Het maakt niet uit hoe idioot je besluit is – houd er vooral aan vast. Dat deed ook de directeur van een Achterhoekse school toen ze voor aap stond vanwege een schoolfoto. Daarop waren bij alle kinderen de gezichten zwart gestift. Tja, privacy hè, we leven in moderne tijden. Heel Nederland lachte de vrouw uit, maar ze gaf geen krimp. Het personeel had goed gehandeld, hield ze vol.

Ze zoeken het maar uit met die Algemene Verordening Gegevensbescherming, dacht ik naïef toen de AVG in mei vorig jaar van kracht werd. Heb ik als ordinaire burger geen last van. Toch?

‘Wil je onmiddellijk dat filmpje van YouTube afhalen’, mailde de schooldirecteur van Tim. Onze zoon had een videootje van nog geen anderhalve minuut op zijn kanaal gezet over zijn eerste schooldag in Nederland. Er stond ook een ander kind op en verder nog zijn juf. „Ik geef geen toestemming”, meldde die juf boos.

Even het filmpje door de video-editor gehaald. Kind buiten beeld. Juf buiten beeld. Conflict vermeden.

„Mag ik een videootje maken voor mijn YouTube-kanaal?”, vroeg de inmiddels elfjarige Tim in juli tijdens de introductiebijeenkomst op zijn nieuwe school. Nee, dat mocht niet.

„Ik weet wel waarom het niet mag”, zei Tim. „Dat heeft te maken met de privacy. Iedereen moet eerst toestemming geven.”

„Inderdaad”, zei de scheidende directrice verrast.

„Dus als alle aanwezigen hier akkoord gaan, dan mag het toch?”

„Nee Tim, dat moet van tevoren schriftelijk geregeld worden.”

Ah, gesnopen. Dus twee weken geleden een mailtje naar de school gestuurd met het verzoek Tim een videootje te laten maken van zijn eerste dag daar. Mag niet, zei de nieuwe directeur, want eerst moet iedereen toestemmen.

Dan schiet ik toch alleen Tim, eventueel met zijn leerkracht als die het goedvindt en een klasgenoot van wie we de vader kennen?

Nee, zei de nieuwe directeur, geen toestemming.

Dezelfde dag zwom Tim af voor zijn diploma in het Sportfondsenbad. „Foto of video mag”, zei de instructeur, „maar volgens de AVG mogen er geen kinderen op van wie de ouders bezwaar maken. Iemand bezwaar?” Niemand had bezwaar.

Zo werkt dat dus: geklede kinderen mag je op school niet vastleggen, bijna blote kinderen in het zwembad wel. Tja, moderne tijden.

AVG is een ander woord voor kramp. Kranten durfden namen van geslaagde scholieren niet meer te publiceren. In de Grote Kerk in Gorinchem werd niet meer gebeden voor zieken, want die zouden daar eerst toestemming voor moeten geven. Talloze Amerikaanse kranten zijn vanuit Europa niet meer te raadplegen omdat die media zich niet aan de AVG willen branden.

En dan heb je ook nog het averechtse effect. De privacywet zadelt bedrijven en instanties op met een enorme administratieve last. De AVG schermt ook de privacy van boeven af en die doen daar hun voordeel mee.

Maar dat is klein leed. Groot leed is dat Tim zijn eerste schooldag niet mag filmen.