Maandelijks archief: januari 2019

Echt slecht

Intelligentie erft het kind van zijn moeder, niet van zijn vader. Die boude conclusie zag ik deze week op mijn computerscherm voorbijkomen. Meteen sloeg ik aan het googelen. Op allerlei websites trof ik oudere berichten aan waarin precies dezelfde bewering stond. Het X-chromosoom bepaalt je intelligentie en dat stukje DNA krijg je van je moeder, dus daar heb je het maar mee te doen.

In een wereld waarin menige Diederik stapeltje op stapeltje stapelt, kan een poging tot popperiaanse falsificatie geen kwaad. Wat blijkt? De berichten zijn terug te voeren op een blog dat jaren geleden verscheen op de website Psychology Spot. Van de genetische conclusie in het blog maakt de wetenschappelijke journaliste Emily Willingham gehakt op de website van Forbes: bij elkaar geraapte onzin op grond van een gammel experiment met muizen. Willingham wijst erop dat er door de ouders veel meer wordt overgedragen dan dat enkele X-chromosoom, voorts dat bij de verschillende chromosomen ook nog uitwisseling plaatsvindt en dat intelligentie van veel meer biologische factoren afhangt. Tot zover ‘nature’. ‘Nurture’ doet vervolgens ook nog een duit in het zakje.

Mijn eigen twijfel stoelde op een simpele waarneming. Mijn moeder moest naar de huishoudschool omdat ze niet goed kon leren – voor de rest van haar leven een bron van frustratie – terwijl mijn vader, met zelf alleen lagere school, buurjongens bijles gaf en vreemde talen sprak. Mijn moeder zong ‘Que Sera Sera’ op een melodie die pas over enkele generaties zal worden begrepen, mijn vader was een ster op de chromatische mondharmonica en speelde klassiek gitaar. Zelf ging ik naar het gymnasium en ik werd beroepsmuzikant, hetgeen mij deed vermoeden dat ik cerebraal vooral aan mijn vader schatplichtig was. Mijn pa en ik deelden bovendien een zeker gevoel voor humor. Nu kan mijn moeder natuurlijk doorgeefluik zijn geweest van talenten van haar voorouders, maar dat doet niets af aan mijn twijfel aan de erfelijkheidshypothese hierboven.

We kennen ze wel, vreemde onderzoeksresultaten, zoals het bewijs dat vleesliefhebbers asocialer en egoïstischer zijn dan vegetariërs. Ronduit bedrog en nog wel op universitair niveau, waar zelfs hoogleraren instonken.

Raadselachtig. Wat vooral verbaast, is de discrepantie tussen werkelijke medische prestaties en slagen in de ruimte. AIDS hoeft geen doodvonnis meer te betekenen. De strijd tegen kanker laat grote vooruitgang zien. Richt je blik vervolgens op de psychiatrie en huiver. ‘ADHD’ op vijf plaatsen zichtbaar’, berichtte de Radboud Universiteit begin 2017. Totale onzin, aldus emeritus hoogleraar Trudy Dehue, want ADHD is een verzamelnaam voor verschillende stoornissen en geen ervan is zichtbaar in de hersenen. De DSM-5, handboek voor psychiaters, beschrijft onder meer schizofrenie. Onzin, vindt psychiater Jim van Os, want schizofrenie bestaat niet. Ook alweer een verzamelnaam voor verschillende aandoeningen. Depressie dan? ‘Die ziekte bestaat misschien wel niet’, schrijft huisarts Joost Zaat in de Volkskrant. Hij verbaast zich over de DSM, waarin te veel of te weinig slapen, aankomen of juist afvallen, opgewonden of juist teruggetrokken zijn staan genoemd als kenmerken van depressie. Kom je al met al uit op 5 punten, dan is sprake van een depressie. Zaat: ‘Hoe tel je slecht doorslapen op bij aankomen?’

Nog nooit heeft een arts mij naar mijn dieet gevraagd. Nooit heb ik van de dokter een eetadvies gekregen, terwijl ‘je bent wat je eet’. Lekenadviezen genoeg, zoals ‘de witte motor’ die later ‘de witte sloper’ werd, rode wijn die goed zou zijn voor de gezondheid – wie het gelooft, krijgt een olifant –, vetten en koolhydraten die nu eens goed, dan weer slecht zijn. Wie of wat kun je geloven?

Alles mag een beetje, denk ik dan maar, zolang het niet om zelf geplukte paddestoelen gaat. En weet je wat echt slecht is? Leven!

________________________________

Reageren kan hier of onder aan deze pagina.

Borreltaal

Aan het einde van de Komkommertijd van 2016 nam onze minister-president Rutte als VPRO-Zomergast de straattaal over van een stelletje opgefokte Erdogan-aanhangers.

‘Pleur zélf op’, zei hij.

Want zij hadden ‘pleur op’ in de camera geroepen en daarna werd verdere uitzending door hun toedoen onmogelijk gemaakt.

In mijn kringen was ik de enige, maar hij haalde me destijds met die straattaal de woorden uit de mond en zei er bovendien iets heel verstandigs achteraan over hun vrijheid van meningsuiting en onze vrijheid van pers en zo.

Onlangs bezigde hij op zijn wekelijkse mediamomentje wéér straattaal: hij ‘zou mensen die rond de jaarwisseling hulpverleners bedreigen het liefst persoonlijk in elkaar slaan.’

Maar hij zei er dit keer niets verstandigs achteraan. Want ‘maar dat kan niet’ valt voor mij niet onder goed doordachte argumenten. Evenmin de opmerking ‘dat we er als samenleving blijkbaar niet in slagen om kinderen en vrienden te zeggen dat dit niet kan’.

Als er nou iets is dat onmacht laat zien en eigen verantwoordelijkheid wegduwt, dan is het wel het gebruik van ‘we’.

‘Samenleving’ dan, ook zo’n wegpoetslap voor eigen falen. Als iets de schuld is van de samenleving, is het niemands schuld. Want dan wordt niemand verantwoordelijk gesteld. En die ligt er wel, Rutte: maak jij nou het werk van de politie eens makkelijker door een vuurwerkverbod te durven afdwingen. Maar ‘verbieden die hap’ is taal die onze MP niet snel zal bezigen, kost te veel kiezers.

Wat Rutte bovendien deed was mee willen vechten, óók geweld willen gebruiken. En dan gauw zeggen dat ‘dat niet kan’. Nou, Mark, het kan wel, maar het mag niet. Dat zeg ik als samenleving dan maar even tegen je, al ben ik je moeder niet en evenmin je vriend.

Een paar dagen later verraste de ooit zo vrolijke en nu zo chagrijnige MP weer, in Buitenhof deze keer. Geen straattaal nu, maar kiezers-wervende borreltaal over ‘de witte wijn sippende Amsterdamse elite, die alsmaar kritiek heeft op de Amerikaanse president Donald Trump.’

Ten eerste nip je witte wijn. En je kan er eventueel bij gaan sippen.

Dacht ik. Maar een oplettende lezer attendeerde mij op het feit dat sippen een synoniem is van nippen. Bargoens zelfs, plat Amsterdams zelfs, volgens Jean Pierre Geelen in de Volkskrant van 16 januari 2019.

Maar dat verband met critici van Donald Trump?

En natuurlijk wéér zo’n onmachtwoord gekozen: ‘alsmaar’.

‘Van wie heeft de single Rutte dat machteloze relatie-ruzie-stopwoordje in godsnaam overgenomen?’, schreef ik in eerste instantie.

En ja, dat is op de man spelen, zoals dezelfde oplettende lezer mij schreef. Dat is niet aardig, bovendien klopt het niet, want ‘alsmaar’ en ‘altijd’ en ‘nooit eens’ worden vaker gebruikt bij onmacht, en niet alleen in partnerrelaties.

Niettemin wordt het tijd dat Rutte stopt met sippen over zijn arme vrindje Donald en – na het wegklokken van een goed glas witte wijn – oppleurt.

Nog één keer een reden voor een weergaloos, laatste vuurwerk.

Uitgezet

De uitzetting van Ans Boersma, correspondente voor Het Financieele Dagblad, maakte herinneringen bij mij los. Zij werd Turkije uitgezet, ik moest ooit de Sovjet-Unie uit. Verder zijn de verschillen groot.

Mijn uitzetting verliep geniepiger. Met vrouw en twee kinderen woonde ik midden jaren tachtig in Moskou en mijn visum dankte ik aan mijn vertalersbaantje bij de uitgeverij Progress. Daar werkten veel buitenlanders die in ruil voor een visum, een woning en een habbekrats stichtelijke Sovjet-teksten vertaalden om in het buitenland zieltjes te winnen voor het communistische ideaal. Anders gezegd, in die flat in het zuidwesten van Moskou woonden wij met tientallen landverraders onder elkaar. Een gezellige boel.

„Denk je dat het een probleem is als ik in mijn vrije tijd stukjes voor een Nederlandse krant ga schrijven?”, vroeg ik aan mijn chef Jevgeni bij Progress. Hij zag geen probleem.

„Zal ik stukjes voor jullie gaan schrijven?”, vroeg ik aan Nederlandse kranten. „Ja graag”, antwoordden die kranten. Voordat ik op eigen houtje naar Moskou was vertrokken, hadden ze me allemaal afgewezen.

Ik kon kiezen tussen het AD en De Telegraaf. Dan maar de echte Telegraaf. Ik kreeg er ook een Belgische krant bij en verder radio.

Al spoedig kwam er bij Veronica Nieuwsradio een verontwaardigde brief binnen. ‘Die correspondent van jullie verspreidt leugens over de Sovjet-Unie’, stond erin, ‘ontsla die man. Als jullie wisten uit wat voor familie hij kwam, hadden jullie hem nooit genomen.’

De Russen konden onder Nederlanders rekenen op blinde vriendschap. Ook nu nog.

Wat waren die leugens? Ik schreef over zaken waarover de Russische pers zweeg. Over prostitutie bijvoorbeeld. Dames van plezier waren er in het arbeidersparadijs natuurlijk niet. Die had ik uit mijn duim gezogen. Dat er tekorten in de winkels waren, dat Russen gek werden van de bureaucratie en dat werken op de vrijwillige werkzaterdag helemaal niet vrijwillig was – allemaal gelogen.

Het eerste signaal dat er iets niet lekker zat, kreeg ik in de zomer van 1985, toen ik weer even met de nachttrein naar Nederland wilde om een nieuwe voorraad sambal, mayonaise en tomatenketchup in te slaan. Wij buitenlandse vertaalverraders hadden geen uitreisvisum. We moesten om te reizen bij de uitgeverij toestemming vragen aan de Pervyj Otdel, de Eerste Afdeling. KGB, dat wist iedereen. Opeens kreeg ik geen uitreisvisum meer, maar als ik met mijn gezin definitief wilde terugkeren naar Nederland, mocht dat wel, zeiden ze.

Ik belde mijn zwager in Nederland: „Stuur even een telex dat oma ziek is en dat ik meteen moet komen.” Prompt kreeg ik een uitreisvisum, dat dan weer wel. „Hoe oud is je oma?”, vroeg de chef van de Pervyj Otdel. „Ze is 92”, loog ik. Mijn oma was allang dood.

Ook wees de uitgeverij mijn verzoek af om als personeelslid deel te mogen nemen aan de 1-meiparade. Die zou alleen voor de eigen burgers bedoeld zijn. Onzin, natuurlijk. En ze wisten dat ik wist dat dat onzin was.

Mijn contract bij Progress werd in januari niet verlengd. We moesten terug naar Nederland. In februari verscheen er opeens een groot artikel in een Sovjetkrant: nepfiguur uitgezet. Dat was ik.

Zoals dat ging en gaat in Rusland, stond het bericht vol halve waarheden. In die jaren onderhielden de Sovjet-Unie en Israël geen diplomatieke betrekkingen. Russische Joden die wilden emigreren, moesten een visum aanvragen via de Nederlandse ambassade. Een Jood vroeg mij voor hem en zijn gezin een envelop af te leveren bij die ambassade, want hij kwam er niet doorheen. Dat deed ik. De Russische krant meldde dat ik aan Joden geld had gevraagd om hen te helpen. In het stuk stonden flarden van gesprekken die ik met mijn chef Jevgeni van Progress had gevoerd. Rara, hoe kan dat.

Ik was uitgezet, meldde de krant, omdat ik zonder accreditatie als journalist had gewerkt en daarmee internationale wet- en regelgeving grof had geschonden. Ook dat klopt niet. Wie legaal in een land verblijft, mag daarover schrijven. Je kunt als niet-geaccrediteerd journalist alleen geen gebruik maken van bepaalde voorzieningen, zoals speciale woonruimte. Of toegang tot officiële persconferenties.

Jaren later, toen ik weer persona grata was, heb ik in Moskou geprobeerd de schrijver van het stuk, Aleksandr Mozgovoj, te interviewen over de banden tussen journalisten en de KGB. Eerst zei hij ja, later belde hij af.

Perestrojka en glasnost, Gorbatsjovs politiek van hervorming en openheid, waren al begonnen. Welk belang hadden de Russen om mij uit te zetten?

Dat was er niet. Ik had alleen de pech dat op dat moment Anatoli Blatov ambassadeur in Nederland was. Hij was assistent van partijleider Brezjnev geweest en onder Gorbatsjov weggepromoveerd naar Den Haag. Blatov zat zich in Den Haag op te vreten over de onverlaat die al die vuile lasterpraat over zijn heilstaat in De Telegraaf spuide. Hij wilde me zijn land uit hebben en dat lukte. Een maand of wat later bombardeerde een Sovjetkrant mijn vertrek tot uitzetting. Drie jaar kreeg ik geen visum meer. Die slag was voor Blatov.

En toen kwamen Blatov en ik elkaar tegen. In mei 1987 trad Alla Poegatsjova, de populairste zangeres van de Sovjet-Unie, op in het Amsterdamse Carré. Ik tolkte voor haar op het toneel. In de zaal zaten Blatov en de rest van de Sovjet-ambassade. Na afloop kwam een Russische diplomaat mij de hand schudden. „Goed gedaan!”

Twee maanden later huurde het Amsterdamse Mickery Theater mij in als tolk. Een Russisch toneelgezelschap deed een aantal voorstellingen in Rotterdam. Op een dag sprak de reisleidster van het gezelschap – ‘KGB’, zeiden acteurs achter haar rug – mij aan. „Ik ben gisteravond gebeld door de ambassade en ze zeiden dat jij niet te vertrouwen bent en dat we jou moesten ontslaan. Ik antwoordde dat we je niet hadden aangenomen, dus ook niet konden ontslaan. Pas op, zei de ambassade toen, want hij is anti-Sovjetactivist.” Ik ging door met tolken. Die slag was voor mij.

Bij mijn ‘uitzetting’ had Nederland geen rol gespeeld. Hoe anders is dat bij Ans Boersma. Het Openbaar Ministerie (OM) vroeg de Turken wat zij over de ex-vriendin van een foute Syriër konden melden. „Dank je voor de informatie, Den Haag”, zeiden de Turken. Exit Boersma. Dat vriendje is al jaren ex, hij is niet veroordeeld, Boersma zelf is niet veroordeeld, maar voor de zekerheid heeft Het Financieele Dagblad de freelancer, op wier werk niets aan te merken viel, gedumpt.

Wereldvreemd, dat OM, als je niet snapt dat zo’n informatieverzoek in het Turkije van de paranoïde Erdogan gelijkstaat aan het stempel ‘terrorist’. En voor Het Financieele Dagblad staat ‘verdacht’ kennelijk gelijk aan ‘veroordeeld’. Als freelancer had ze nagelaten een lijstje van haar ex-vriendjes bij de krant in te leveren. Ja, dan vraag je erom.

Van je collega’s moet je het hebben.

________________________________

Reageren kan hier of onder aan deze pagina.