Maandelijks archief: oktober 2015

Kwantum

rob rondJe bent wereldberoemd wetenschapper en je geeft een feestje. Er zijn hapjes, de champagne bruist en iedereen die van het evenement afweet, is welkom. Open uitnodiging. Tiktak, tiktak. De wijzers van de klok bereiken het tijdstip van aanvang. De deur blijft gesloten. Geen hond komt opdagen. Experiment geslaagd. Hoe dat zit? Blijf lezen, het mysterie wordt zo meteen ontsluierd.

In de film Back to the Future II, uit 1989, reist hoofdpersoon Marty McFly vooruit naar woensdag 21 oktober 2015. Dat was afgelopen week. Leuk om na te gaan hoe nauwkeurig de voorspellingen van een kwart eeuw geleden waren. De opkomst van internet en de dood van de fax  hadden de filmmakers niet voorzien. Met het vliegende skateboard zaten ze er ook naast. Platte tv’s en betalen met je vingerafdruk bleken een schot in de roos.

In dat tweede deel reisde Marty naar de toekomst. Je kunt niet logisch beredeneren dat die vorm van tijdreizen nooit mogelijk zal worden. In het eerste deel reisde hij naar het verleden.

‘Delft bewijst ongelijk Einstein’ kopten kranten eveneens woensdag. Een experiment op de Technische Universiteit heeft aangetoond dat twee elektronen over een afstand van 1,3 kilometer op elkaar reageerden met een snelheid groter dan die van het licht. Einstein had gezegd dat dat niet kon.

Kleine deeltjes gedragen zich anders dan de wereld die wij waarnemen. Dat leert ons de kwantumtheorie. Die theorie stelt dat deeltjes tegelijkertijd rood en blauw kunnen zijn. Pas als wij kijken – hé, het is rood – staat de kleur vast. Die deeltjes kunnen vandaag bestaan, morgen of gisteren. Dat staat niet vast, totdat we ze waarnemen.

Wacht even, dus zo’n deeltje kan terug in de tijd reizen? Ja, zeggen de theoretici. Dus toch reizen naar het verleden? Zodat je je eigen opa kunt doden en zelf nooit geboren wordt. En vervolgens als ongeborene niet terug kunt reizen om je opa te doden, zodat hij blijft leven en jij alsnog geboren wordt. Waarop je terug kunt reizen om je opa… enzovoorts. Een beroemde paradox.

Dat teruggaan in de tijd niet kan, valt gemakkelijker te begrijpen als je beseft dat tijd op zichzelf niet bestaat. Wat wij tijd noemen, is de duur tussen verschillende toestanden. De positie van de aarde ten opzichte van de zon is zo’n toestand. Die verandert met enige regelmaat. Zo krijg je dag en nacht, zomer en winter. Die toestanden kun je gebruiken als maat om met je geliefde af te spreken: bij zonsondergang in het park. Of om graan te zaaien. En je kunt een apparaatje bouwen met een eigen regelmaat om acties met anderen af te stemmen: de klok.

Kortom, de materie verandert en de verandering meten wij met het zelfverzonnen begrip ‘tijd’. Geen materie, geen verandering. En geen tijd. Die materie verandert niet terug naar een vorige toestand. De baard gaat niet naar binnen groeien. Niets wordt jonger. Voor een tijdreis naar het verleden zou de wereld in een vroegere toestand moeten geraken.

Dat is nu net het geval in de nanowereld van het elektron, zeggen natuurkundigen. Onzin, zei Einstein. Iets is er wel of niet, maar niet allebei tegelijk. De kwantumtheorie is interessant, nuttig, maar fout. „God dobbelt niet.”

Terug naar het feestje. Stephen Hawking gaf het en stuurde de uitnodiging pas na afloop. Een receptie voor tijdreizigers uit de toekomst. En raad eens wat? Ze kwamen niet.

_________________________________

Reageren kan hier.

Omdat je het waard bent

maaike_rondTer gelegenheid van onze aanstaande verhuizing naar een kleinere woning gaat mij zo ongeveer mijn hele leven door de handen: mee of weg ermee?
Deze zware klus wordt niet lichter als je dan óók nog eens over het leven als zodanig gaat piekeren.
Het gaat vanzelf, door de stress denk ik.
Dan krijg ik af en toe stemmetjes in mijn hoofd. (Verder gaat het goed hoor.)

Eén stemmetje – een reclamezinnetje – dat zich regelmatig laat horen is: ‘omdat je het waard bent’.
Even met beeld en geluid: zo’n mooie Amerikaanse mevrouw met een geleende Nederlandse stem die met een laag, zacht, bijna zwoel timbre: ‘oehoemdat je het wahaaaarrrd bent’ zegt.
Heb je ’m?

Ik vind reclame een leuk verschijnsel in onze samenleving.
Dat zal niet helemaal politiek correct zijn volgens sommigen: fundamenteel antikapitalisten bijvoorbeeld houden er niet zo van.
Maar het plezier heeft te maken met twee van mijn hobby’s: communicatie en psychologie.

Mijn grote duim zorgt ervoor dat ik uit reclame van alles af ga lezen.
Kijk, het ís gewoon reclame voor haarkleuring. Die je dan heel erg verdiend hebt.
Maar waarom vindt iemand van de kleurshampoofabriek dat ik moet worden aangesproken op wat ik voor mezelf óver zou moeten hebben?

En nu gaat mijn grote duim werken: ‘want eigenlijk ben jij (ik dus) veel te streng en sober voor jezelf gebleven bij al die overdaad in supermarkten en drogisterijen, wat heel mooi van je is hoor, maar niet gezond!’

Mikt deze reclame op een bij mij latent voortwoekerend calvinisme?
Dat ik wel iets koop, maar dat af en toe het schuldgevoel toeslaat: of het niet een beetje te veel is allemaal?
Als ik zo door mijn huis loop, zie ik errug veel dingen die ik voor mezelf over had.

Ik heb het genoegen een reclamedame te kennen en haar liet ik een eerdere versie van deze column lezen. Zij stuurde mij, heel aardig, een paar links en wat blijkt? De eerste boodschap voor deze haarkleuring luidde ‘omdat IK het waard ben’ en werd gemaakt in 1973 door de 23-jarige reclamedame Ilon Specht. Die had helemaal genoeg van de rol van vrouwen in de reclame en van de mannenstem die vertelde wat HIJ mooi vond aan bijvoorbeeld vrouwenkapsels.

Toen ik het begin van dit filmpje zag snapte ik dat helemaal.

In de loop der tijden (circa 2005) is de boodschap veranderd in ‘omdat JIJ het waard bent’ en eind 2009 in ‘omdat WIJ het waard zijn’.

Mijn stemmetje is dus van tien jaar geleden. En oorspronkelijk meer feministisch dan anticalvinistisch bedoeld. De tijden zijn natuurlijk wel veranderd, ook wat betreft feministische gedachten.
Bij mij in ieder geval wel: je kan je haar ook gewoon in de kleur laten die het heeft, toch? En in het algemeen een beetje consuminderen, dames en heren?

Ik ga maar weer eens door met opruimen.
En als ik het stemmetje weer hoor, dan ga ik heel erg genieten van de rust en loutering die opruimen en eenvoud geven.

Omdat ik het waard ben.

______________________________

Reageren kan hieronder of op Facebook.

Qaantal

rob rondJe fiets is kwijt? Dat klopt niet.
„Is mijn fiets niet kwijt? Waar staat ie dan?”
Zeg: ik ben mijn fiets kwijt.
„Jij ook al?”
Nee sukkel, je bent je fiets kwijt en je fiets is zoek.
„Hoe kom je daar nou bij? Ik heb maar één fiets. En die is kwijt. De sleutel mist ook.”
Je bedoelt dat je je sleutel mist.
„Dat zeg ik toch. Toen de sleutel miste, rook ik al argwaan.”
Je ruikt lont of je krijgt argwaan.
„Als ie maar niet is weggejat, dacht ik meteen.”

Sorry taalpuristen, maar de fiets van de man is kwijt en de sleutel mist. Dat is goed Nederlands.
„O ja? En wie bepaalt dat?”
Ik.
„Waarom jij? Waarom ik niet?”
Jij ook.
„En als we van mening verschillen?”
Dan hebben we allebei gelijk. De taal is van iedereen.
„Wanneer is iets fout dan?”
Als het onbegrijpelijk is. Neem dit. Op signalen dat er wat misloopt, moet financieel in de breedte geacteerd worden. Het komt erop aan de versnelling van de verbeteraanpak goed in te vullen. Een tekort beheersbaar te maken aan de voorkant.
„Wat zeg je me daar allemaal?”
Ik niet. Staatssecretaris Mansveld in de bocht.
„Ik snap er geen hout van.”
Dan is het fout. Dat van die fiets en die sleutel snapte je wel.
„Maar dan is het einde toch zoek? Dan krijg je in boeken en kranten een ratjetoe van stijlen en spellingen door elkaar.”

Nee natuurlijk, want de uitgever is de baas over eigen boek of krant.
„Dus de uitgever bepaalt of ik ruggegraat of ruggengraat schrijf?”
In zijn boek of krant wel.
„Ook als ik ruggengraat fout vind?”
De uitgever is de baas, dus ja.
„Maar dan vinden mijn vrienden mij dom.”

Dat is inderdaad een functie van taal: rangen en standen herkennen. Wie normaliter dezelfde klemtoon geeft als sodemieter, kon niet goed leren. Of heeft slecht opgelet op school. Of heeft onderwijs genoten na de uitvinding van ‘het nieuwe leren’.

„Ben jij zo’n snob dan dat je mensen beoordeelt op hun taalgebruik?”
Ik kan niet anders. Dat gaat vanzelf.
„En jij maakt natuurlijk geen fouten.”
Jawel hoor. Ik zei tegen een vriend een keer emerítus in plaats van eméritus. Hij verbeterde mij gelukkig. Wel gênant. Zoiets vergeet ik nooit meer.

„Jij bent wel liberaal zeg, om je als pietje-precies niet te storen aan fietsen die kwijt zijn en sleutels die missen.”
Me er niet aan storen? Ik erger me de godganse dag bont en blauw.
„Groen en geel zul je bedoelen.”
Oeps.
„Waar erger je je dan aan?”
Ik heb zo mijn stokpaardjes. Neem aantal. Er heerst griep. Het aantal studenten die ziek zijn, neemt toe.
„Fout. Het aantal studenten dat ziek is.”
Welnee. Allebei goed, maar ‘het aantal studenten dat’ is onlogisch. Bijna heel Nederland kiest voor onlogisch en tsja, wat iedereen zegt, is automatisch correct. Het aantal namen dat met een q begint. Qaantal?

„Ruggengraat is fout. Aantal dat is goed. Je moet niet overdrijven.”
Merkwaardig fenomeen. Zowat iedereen vindt zichzelf de norm. Wie minder taaluitingen fout vindt dan jij, is dom. Wie meer fout vindt dan jij, is een pietlut.
„Is er dan geen norm?”
Ik.

_________________________________

Reageren kan hier.

Eeuwig Rusland

rob rondZes jaar was Anna toen ze op schoot zat bij opa Vova. En zestien was ze toen oom Jozef haar liefdesverklaring doorgaf aan de 42-jarige Nikolaj. Met hem zou ze vier jaar later trouwen. Twee jaar daarop zag zoon Joeri het levenslicht.

Het gezinnetje leefde niet lang en gelukkig. Anna was 23 toen oom Jozef uit zijn humeur raakte. Hij liet haar oppakken en in verre, koude oorden achter prikkeldraad zetten. Nikolaj, 49 jaar, eindigde voor het vuurpeloton. Joeri had toen zijn eerste verjaardag nog niet gevierd. De jongen zwierf de familie langs om uiteindelijk in een weeshuis terecht te komen. Twintig was hij toen hij zijn moeder weer zag.

Opa Vova was Lenin. Oom Jozef was Stalin. De kleine Anna Larina verkeerde in hoge kringen, want haar adoptievader Joeri Larin was revolutionair van het eerste uur. Ook Nikolaj Boecharin, haar man, was een oude kameraad. Hij schopte het tot lid van het Politburo, werd hoofdredacteur van de partijkrant Pravda. Niets aan de hand, totdat Uncle Joe weer zin kreeg in een rondje zuiveren.

Twintig jaar lang bracht Anna door in de GOeLag, archipel van Sovjetkampen. Jarenlang ijverde ze voor de rehabilitatie van haar vermoorde geliefde. Die heeft ze nog meegemaakt, in 1988 onder Gorbatsjov. Drie jaar later kwamen haar memoires uit. Ze werd 82 jaar.

Aan Anna Larina moet ik denken als ik over haar landgenoten lees, eveneens verplichte deelnemers aan het Sovjetexperiment, bij Svetlana Aleksiëvitsj, de 67-jarige Wit-Russische journaliste die afgelopen week de Nobelprijs voor de Literatuur won. Aleksiëvitsj (spreek uit: Aleksiejéévitsj) schrijft geen fictie. Zij reist in het onmetelijk grote Rusland stad en land af en laat mensen leeglopen op haar pagina’s. Ongoocheling is wat ze aantreft, verdriet bij de een over de teloorgang van het Sovjetrijk, teleurstelling bij de ander over Gorbatsjovs perestrojka en de chaos van Jeltsin. Wie wil weten wat de huidige Rus door het hoofd spookt, mag Aleksiëvitsj niet overslaan.

Vandaag zijn in Wit-Rusland de Loekasjenko-verkiezingen. Tijd voor mooie gebaren. Aan de vooravond van de geregisseerde overwinning van de zittende president heeft hij – ook naar eigen zeggen Europa’s laatste dictator – Aleksiëvitsj met haar prijs gefeliciteerd. Niet dat zijn regime blij met haar is. Ze heeft moeten aanhoren dat ze CIA-agent is, haar telefoon werd afgetapt en ze kreeg een verbod om in het openbaar te spreken. Haar boeken mochten in haar thuisland niet verschijnen. In 2000 vluchtte ze naar het buitenland, maar sinds 2011 woont ze weer in Minsk.

Aleksiëvitsj heeft illustere Russische voorgangers die volgens het Kremlin zelden wilden deugen.

Ivan Boenin, beroemd om zijn korte verhalen, was balling in Parijs toen hij de prijs in 1933 kreeg. Hij haatte de bolsjewieken en wachtte tevergeefs op hun val om naar zijn geliefde vaderland te kunnen terugkeren.

Boris Pasternak, schrijver van Dokter Zjivago, kreeg in 1958 van hogerhand te verstaan dat een trip naar Stockholm om de Nobelprijs in ontvangst te nemen zou uitlopen op een enkele reis. Hij zag zich gedwongen de prijs af te wijzen – het Nobelprijscomité trok zich daar niks van aan en kende de prijs gewoon toe – en durfde niet af te reizen naar Zweden. Daarna volgde nog een hele serie officiële pesterijen, zoals uitsluiting uit de schrijversbond. Na een halve eeuw vrijgegeven CIA-documenten tonen aan dat de VS enthousiast de keuze van de dissidente auteur door het Nobelprijscomité heeft beïnvloed.

Aleksandr Solzjenitsyn noemde tegenover een vriend Stalin ‘de baas’ en ‘balabos’, wat jiddisch is voor ‘huisbaas’. Dat deed hij in een privécorrespondentie. Hij werd opgepakt, beschuldigd van antisovjetpropaganda en oprichting van een vijandige organisatie. Goed voor acht jaar strafkamp. Dat leverde ruim stof tot schrijven op. In 1970 kreeg hij zijn Nobelprijs. Hij durfde de prijs niet op te halen uit vrees niet meer naar huis terug te mogen. Dus gooiden de Sovjets hem er in 1974 zelf maar uit en pakten ze zijn staatsburgerschap af. Pas na zijn rehabilitatie, dankzij Gorbatsjov, kon Solzjenitsyn naar Rusland terugkeren.

Jozef Brodski, goed voor de Nobelprijs in 1987, was aan het dichten geslagen en dat mocht in het Leningrad van de jaren zestig zomaar niet. De overheid vervolgde hem voor landloperij.
„Wie heeft jou toegelaten tot het dichterschap?”, vroeg de rechter.
„Wie heeft mij toegelaten tot het menselijk ras?”, vroeg Brodski, 24 jaar oud.
Brodski werd op allerlei manieren gepest en dwarsgezeten, leed onder het beruchte Russische misbruik van de psychiatrie. Hij wilde het land niet uit, dus zette de overheid hem op een vliegtuig naar Wenen. Nooit kwam hij er terug, nooit weer zag hij zijn geliefde Marina Basmanova, moeder van zijn zoon.

Lees Aleksiëvitsj en je begrijpt schrijver Fjodor Tjoettsjev, die in 1866 schreef: ‘Het brein kan Rusland niet bevatten.’ Of Aleksandr Blok, in 1918: ‘Scythen zijn wij! Aziaten! Met gulzige spleetogen! Wij, als gehoorzame lijfeigenen, vormden het schild tussen twee vijandige rassen: de Mongolen en Europa!’

Lees Aleksiëvits’ Het einde van de rode mens. En je begrijpt: Rusland is eeuwig.

_________________________________

Reageren kan hier.

Tolereren door mediteren

maaike_rondVrijheid van meningsuiting is een groot goed.
Voor iedereen, hè?

Dus je mag bijvoorbeeld spreken van ‘een ongewenste vluchtelingentsunami die Nederland en het eigen volk gaat islamiseren en onze vrouwen verkrachten’, maar dan mag je daar ook weer wat tegenin brengen, toch?

Oké.

‘Vluchtelingen welkom, zaai geen haat en angst’, is de mening op het bordje van een meneer, als Wilders in Almere op bezoek komt.

„Vuile NSB’er”, is de tegenmening van iemand. Mag je zeggen. Bij mij thuis heet zoiets schelden, trouwens.

Deze dan, nóg een bordje met een mening: ‘Vluchtelingen welkom, gedachtengoed van PVV + Wilders niet.’

„Ik hoop dat u verkracht wordt door een islamiet”, klinkt de mening aan het adres van de vrouw met het bordje. Dat eerste vond ik schelden, maar voor dit laatste heb ik geen woorden. Ben er stil van.

Dus ik ga maar mediteren, moet je tóch stil voor wezen. Kan ik oefenen om een tolerant mens te blijven.

En niet bang te worden van het eigen volk.

______________________________

Reageren kan hieronder of op Facebook.

 

Wipwap

rob rond„Wat ik niet weet, dat zoek ik wel op.”
Prima! Maar als je nou niet weet dat je iets niet weet?
„Hoe bedoel je?”
Wat weet jij van de reuzenkoeskoes?
„Nooit van gehoord.”
Wist jij dat je niets wist van de reuzenkoeskoes?
„Nee.”
Nou, dan wist je niet dat je het niet wist. En dan kun je het ook niet opzoeken.
„Flauw zeg. Maar wat is een reuzenkoeskoes?”
Zoek maar op, daar ben je toch zo’n kei in?

Het is weer zover. Iemand heeft het licht gezien in het onderwijs. Dat licht heeft een naam: Onderwijs2032. Er is een platform dat in december de staatssecretaris adviseert. Een van de hoofdlijnen: minder nadruk op kennis, meer aandacht voor persoonlijke en sociale ontwikkeling.

Kan ook een samenleving lijden aan alzheimer? Eind vorige eeuw kregen we het nieuwe leren en het studiehuis. Vakkennis is niet echt belangrijk, vond men toen, want die is na drie jaar verouderd. Dat lees ik in een kritische column van Jan Paalman uit een Gelderlander van 2005. Ook: ‘Het gaat niet om wát je leert, maar hóé je het leert. De leerling moet zelfstandig kennis vergaren.’

Zelfs de minister zag in 2005 dat het niet goed ging. Maria van der Hoeven: „Leren leren is niet meer genoeg, er moet potdomme ook kennis worden overgedragen.” Toen ze tot dat heldere inzicht kwam, zat ze al drie jaar op haar stoel.

Zeg eens, hoeveel naamvallen heeft het Duits?
„Watte? Naamvallen? Even opzoeken.”

Ook zo’n fantastisch ‘nieuw’ inzicht van Platform Onderwijs2032 is Engelse les voor peuters vanaf groep 1. Te geven door de juf. Steenkolenuitspraak verzekerd.

Er is in het onderwijs überhaupt iets mis met het inzicht in de taalgevoeligheid van kinderen. Zie de krampachtigheid rond taalachterstand bij kinderen van immigranten. Geachte onderwijskundigen, toen Ahmed Aboutaleb op zijn vijftiende vanuit Marokko naar Nederland kwam, had hij hier een taalachterstand. De bijna blinde worstelaar Ahmad Queleich Khany kwam op zijn achttiende uit Iran naar Nederland. Hij heet nu Sander Terphuis, is Nederlands jurist en prominent PvdA-lid.

Wil je iets doen aan het taalniveau van immigrantenkindertjes, dan zou je het niveau van hun ouders moeten opkrikken. Dat is onhaalbaar en erover praten is geenszins policor.

Dat van die taal weet ik uit eigen ervaring. Mijn jongste zoon gebruikte voor zijn tweede verjaardag woorden als ‘waarschijnlijk’ en ‘accuraat’. In het Russisch, want we woonden tot 1994 in Moskou en thuis is de voertaal nog steeds Russisch. Hij en de andere kinderen hadden nul kennis van het Nederlands, wat op school in Nijmegen niet tot problemen leidde.

Diezelfde zoon sprak op zijn vierde vloeiend Engels. Geleerd van Cartoon Network. In die tijd werden tekenfilms op de Nederlandse tv nog niet nagesynchroniseerd. Hint, hint!

Op een dag viel in de auto bij een gesprek met mijn echtgenote – in het Russisch –  het woord ‘seks’.
„Ik weet wat dat is, seks”, riep mijn zoontje vanaf de achterbank, „dat is zes in het Engels.”

Toen hij op zijn tiende in Duitsland naar school ging, zei zijn lerares Engels: „Er spricht recht gut englisch.” Duits sprak hij binnen een paar maanden op het niveau van zijn klasgenoten. Dat alles was niet het resultaat van onderwijskundig gesleutel.

Uit de oprisping die Onderwijs2032 heet, kun je een aantal dingen opmaken. Ten eerste zien we de wipwap weer aan het werk. Nieuwkomers in het onderwijs kunnen niet profiteren van enig maatschappelijk geheugen. Ook een oude rot, de socioloog en oud-SCP-directeur Paul Schnabel, nu voorzitter van Platform Onderwijs2032, blijkt weinig standvastig. Dus over tien jaar, als de balans wordt opgemaakt, schrijft iemand weer een column als deze, net als Jan Paalman voor mij. Na de zoveelste wip volgt dan de zoveelste wap.

_________________________________

Reageren kan hier.