Maandelijks archief: juni 2015

Sollicitering

rob rondHé Albert, wat kijk jij chagrijnig.
„Net weer een afwijzing gehad voor een baan. De zoveelste.”
Het ging toch om hetzelfde werk als je al die jaren gedaan hebt?
„Inderdaad.”
Wat stond er in de afwijzing?
„Dat mijn profiel geen aanknopingspunten bood.”

Tsja Albert, dat is nou typisch een geval van sollicitering.
„Sollicitering? Wat is dat nou weer?”
Sollicitering, zo noem ik een sollicitatie die door het UWV wordt afgedwongen omdat ze anders je uitkering stopzetten. En zo noem ik ook een sollicitatie die uitmondt in een afwijzing terwijl je voldoet aan de eisen.

„Sollicitering, dat is toch geen bestaand Nederlands woord?”
Wie bepaalt dat? Je hebt constatatie en constatering, individualisatie en individualisering. Als Nederlander bepaal ik zelf mijn taal. Sollicitering heeft voor mij precies de juiste gevoelswaarde. En je begrijpt me toch?

„Dus ik leef van een uitkatie? Ik moet de tatie naar de natie zetten? Krijg nou de tatie!”

Ja, ik snap wel dat je boos bent, Albert. Een schrale troost, je zit met heel veel mensen in hetzelfde schuitje.

„Ja ja, omdat er geen banen zijn, noemen ze ons labbekakken. Ik weet niet of je het weet, maar mijn uitkatie loopt tot 2018. Daarna moet ik nog vier jaar werken, tot ik 67 ben. Of nog langer, dat weten we nog niet. Wat gaat er gebeuren als ik in de bijstand kom? Hoe moet dat met mijn koophuis? Verkopen heeft geen zin, want ik heb een aflossingsvrije hypotheek.”

In dat schuitje zitten zoveel mensen dat Den Haag wel met een oplossing móét komen. Dat weten ze daar nog niet, want dat punt ligt voorbij de volgende verkiezingen.

„Jij hebt makkelijk praten, jij bent op tijd 65 geworden en geniet pensioen.”

Zal ik je eens wat verklappen? Ik heb gesolliciteerd.

„Wat? Vertel!”

Nee, dat doe ik nog niet. Maar zodra ik meer weet, ben je de eerste.

„Nee maar, een sollicitatie! Op je ouwe dag. En als je de baan niet krijgt?”

Tsja, dan was het een sollicitering.

Schermzuchtsyndroom

maaike_rondTijdens het lezen van de papieren krant snel even met je ogen naar de rechterbovenhoek gaan, om te kijken hoe laat het is.

Een handgeschreven brief in een tastbare envelop, voorzien van een gelijmde postzegel, op de ijzeren bus posten, naar huis teruglopen en 10 minuten later je e-mail checken of er al antwoord is.

Is het u al overkomen? Mij wel. Tempomanisch Schermzuchtsyndroom. Gevolg van Chronisch Digitalisme.

Verslaafd? Nee hoor.

Want ik ben niet zoals levensgezel L. Die doet luidruchtige computerspelletjes tijdens zijn stille overpeinzingen (en maakt peinzen daarmee voor mij onmogelijk). Neemt Wordfeudfoontjes aan en beantwoordt ze tijdens een livegesprek met een echt en interessant mens ­– met mij dus.

Helaas, ik moet bekennen (‘Hallo, mijn naam is Maaike en ik ben twitteraar’) dat ik mijzelf nog niet zo lang geleden op probleemontwijkende smoezen betrapte, in de trant van ‘Ik twitter alleen onder de afzuigkap’ of ‘Ik twitter alleen op feestjes en dan maar twee, hooguit drie tweets.’

Niet dat blauwe rotvogeltje was gekooid, dat was ík. Gestopt dus, nou die andere troep nog.

Uit de verslavingszorg weten we dat je eerst je verslaving moet onderkennen voordat je er wat aan kan doen. Stap twee is: wat zoek je?

Twitter, Facebook, RunderVink en al dat andere lekkers, het zijn alleen maar de verleidelijke vormen. Het gaat om de content hè, zoals dat tegenwoordig heet, de inhoud van het verlangen. Toch?

Ik stelde mijzelf de vraag wat een normaal gezond mens als ik, met één zwak plekje, op internet te zoeken heeft, en maakte daartoe een lijstje van mogelijkheden: informatie (écht?), verstrooiing, moment voor jezelf, sensatie, rust, troost, verdoving, herkenning, erkenning, humor, je mening geven (jazeker!).

Nou, ik scoor op alles. Er is voor mij geen hoop. En met dit schrijven blijk ik ook nog eens een dealer te zijn. Voor u. Sorry.

(Hunker naar een reactie.)

Ziel

rob rond„Ha Peter, hoe is ie?”
„Maar ik ben Peter helemaal niet.”
„O sorry. Vanuit de verte dacht ik eerst dat jij het was, toen dacht ik dat je broer het was, maar nu zie ik dat jij het niet bent en dat je broer het ook niet is.”

Gênant, iemand aanzien voor een ander. Maar er zijn grotere problemen. Bijvoorbeeld: wie ben je zelf? En wat is dat ‘zelf’? Je ziel? En waar zit die dan wel?

Begin vorige eeuw had de Amerikaanse arts Duncan MacDougall een opzienbarende ontdekking gedaan. Hij stelde bij verschillende patiënten vast dat ze onmiddellijk na hun zieltogen 21 gram lichter waren. Bij honden bleef het gewicht gelijk. Conclusie van MacDougall: mensen hebben een ziel, honden niet. Jammer voor de dokter, maar wetenschappers wisten zijn proef niet te herhalen. En af ging MacDougall.

Over de ziel bestaan al duizenden jaren gedachten. In het Griekenland van voor de euro sloegen Plato en Aristoteles erover aan het filosoferen. Later kaapten religieuze types het vluchtige geval. De ziel zou onsterfelijk zijn en God toebehoren. Erg veel houvast bood het allemaal niet.

Inmiddels is de neurowetenschap aan zet. ‘Wij zijn ons brein’, zo betitelde neurobioloog Dick Swaab zijn standaardwerk. Reactie van De Speld: niet Dick Swaab zelf, maar zijn brein blijkt de bestseller te hebben geschreven. Schandalig om je zomaar andermans werk toe te eigenen!

Sinds de tv-serie ‘De Volmaakte Mens’ , waarin schrijver Bas Heijne de toekomst van de mens onder de loep neemt, dienen wij te begrijpen dat wij niemand zijn zonder de zak met op elkaar afgestemde onderdelen waaruit wij allemaal bestaan. Sterker nog, in die zak zit geen aanwijsbare  kern die ons ‘ik’ vormt. Sterker nog, als er onderdelen stuk gaan, bijvoorbeeld bloedvaten in je hoofd, kan je persoonlijkheid zomaar plaatsmaken voor een andere. Ergo dus derhalve: je ‘zelf’ is een illusie. Wij bestaan helemaal niet. Dus, Mark Rutte, geen ik, dan ook geen Dikke Ik.

Dat valse ‘zelf’ past keurig in een rijtje andere illusies, zoals kleur en tijd. Rood, groen en blauw zijn een vertaling die ons oog en brein maken van lichtgolven. Die golven zijn echt, de kleur is nep. Tijd bestaat helemaal niet, die hebben wij verzonnen om materiële veranderingen voorspelbaar te maken: dag en nacht, eb en vloed, zomer en winter. Voor ons gemak hebben we ooit eens een toestel gebouwd dat regelmatige bewegingen uitvoert en daaraan ijken we de snelheid van materiële veranderingen in de wereld om ons heen: de klok.

Als onze onderdelen samen onze persoonlijkheid uitmaken, mag je dan aan het knutselen slaan ter verbetering? Over een kunstheup of een siliconenborst doen we niet moeilijk, maar moet je DNA willen versleutelen om je kind mooi, slim en hetero te maken? Nu is dat nog discutabel, maar straks gaat het gewoon gebeuren. Waarom? Omdat het kan. Niet dat je dan een betere wereld krijgt, want daarvoor zou je om te beginnen moeten weten hoe een betere wereld er uitziet.

Klopt het dat de persoonlijkheid een illusie is? Ik geloof er niks van. De persoonlijkheid bestaat wel degelijk, is kneedbaar, wordt gevormd en beïnvloed door genen, drugs, beroerte of alzheimer. En kan verdwijnen door coma of dood. Onveranderlijkheid, dat is de illusie. De illusie is een illusie.

Bestaat de ziel? In de piepjonge Angelina Jordan uit Noorwegen en Amira Willighagen uit Nijmegen zouden mensen een ‘oude ziel’ kunnen herkennen. Waarom, vraag je je dan af, herhalen die ‘oude zielen’ iets wat zij gehoord hebben en komen ze niet met iets nieuws?

Aanwijzingen voor het bestaan van de ziel zijn er niet. Wie erin gelooft, wíl erin geloven. Dat mag. Dat geloof wordt er op den duur wel uitgesleuteld als rationalisten de overhand krijgen of ingedokterd als fundamentalisten de oorlog winnen.

Sleutelen aan de ‘ziel’, willen we dat? Als je er Hitlers en Stalins mee vermijdt, hoe kun je er dan tegen zijn? Alleen, hoe weet je zeker dat je ze vermijdt en niet perfectioneert? Wacht u voor ‘De tuinman en de dood‘.

Wie is hier seksist?

maaike_rondEr zijn, stelt wetenschapper Tim Hunt, drie bezwaren aan het werken met meisjes in een laboratorium:

„Je wordt verliefd op ze. Ze worden verliefd op jou. En wanneer je ze kritiseert, barsten ze in tranen uit.”

Het is niet onmogelijk dat Tim Hunt al vanaf de geboorte niet weet hoe om te gaan met interne en externe prikkels. Sommigen noemen dat autisme, maar dat wordt tegenwoordig vaak als scheldwoord gebruikt en dat vind ik ongepast.

Niet dat ik niet wil schelden, maar dan scheld ik liever normaal. En zeg ik dat hij een woord van drie letters (oude-scheepsterm-eerste-en-laatste-letter-zijn-identiek) is. Oftewel de man is gewoon een nerd die stomme grapjes maakt. Daar barst het van in de wetenschap.

Waar Tim Hunt op doelt, is trouwens helemaal waar: dat gedoe op de werkvloer. Ik heb hetzelfde met mannen. Alleen, die gaan niet huilen bij kritiek, maar worden anderszins irritant.

Maar ik kan als vrouw wél zo’n grapje maken over het andere geslacht. En ik maak me sterk dat hoogleraren van de vrouwelijke kunne dat óók mogen, zonder ontslagen en vernederd te worden, zoals nu gebeurt met deze 72-jarige winnaar van de Nobelprijs.

Zijn excommunicatie is, behalve disproportioneel, ook nog discutabel, omdat hij als man iets niet mag waar vrouwen wél mee wegkomen. Wie is hier nou seksist?

Meisjes, meisjes, meisjes dan toch (en al die schijterige jongetjes die hier aan meewerkten): als we het van dit soort openbare executies moeten hebben, na nota bene een Twittertribunaal, wordt het nooit wat met die gelijkwaardigheid.

 

Paradox

rob rondKritiek van buitenaf? Die komt van een lastpak of een schoft. Kritiek van binnenuit? Verraderswerk.

Zelf ben ik een schoft die de Sovjet-Unie werd uitgetrapt. Nou was ik ook al van het Nijmeegse gymnasium verjaagd, wegens lange manen, dus ik was wel wat gewend.

Hoe erg was mijn kritiek? In ieder geval vond de Sovjet-overheid mij snood genoeg om in een Moskous dagblad een wagonlading bagger over mij uit te storten: ik bedreef de journalistiek illegaal, had inktzwarte leugens verzonnen over mijn gastland en zelfs schaamteloos aan Joden voorgesteld tegen betaling te bemiddelen bij hun emigratie naar Israël.

Dat een overheid onderdanen niet liet vertrekken, was natuurlijk volstrekt normaal.

Mijn Moskouse vriend Dmitri had zwaarder gezondigd. Hij had mij op sleeptouw genomen langs verborgen ijkmomenten van het arbeidersparadijs. Dankzij hem ontmoette ik een dissident die een week eerder vrijgelaten was uit een strafkamp. Zijn misdaad? Verspreiding van samizdat, ondergrondse literatuur. Dmitri nam mij mee naar staatswinkels waar je zeldzame waar zoals Indiase thee kon kopen aan de ‘zwartemarktdeur’. Op treinstations wees hij me prostituees aan. Lasterpraat, vond de Moskouse krant van mijn verhalen in een Nederlandse krant.

Vanwege die lasterpraat moest ik het land uit. Voor Dmitri brak een spannend moment aan. Wist hogerhand van zijn verraad?

„Als ik problemen krijg met de KGB”, zei Dmitri, „belt mijn broer je op en dan zegt ie dat Bella puppy’s krijgt.”

„Goed idee”, antwoordde ik. „En als Bella puppy’s krijgt, laat hem dan zeggen dat jij problemen hebt met de KGB.”

Volgens de principes van het gesloten systeem val je naar buiten toe de eigen groep nooit af. Doe je dat toch, dan val je in ongenade. Door die regel te overtreden had Dmitri risico’s genomen. Hij bofte. Hij werd nooit gepakt.

Solzjenitsyn, Sacharov, Bonner, Brodski, Sjtsjaranski, Rostropovitsj – lang is de lijst van bekende en onbekende Sovjetburgers die in het eigen land als afvallige en verrader werden weggezet. En ook nu weer, onder Poetin, loop je als buitenbeentje gevaar. Vraag maar aan Zjanna, dochter van de vermoorde oppositieleider Boris Nemtsov. Zelf is ze onlangs Rusland ontvlucht.

„Wel trouw blijven aan Nederland hoor”, zei mijn vader toen ik Russisch ging studeren. Wat betekende dat? Ben ik, zoon van een oud-KNIL’er, verplicht om Poncke Princen te veroordelen omdat hij tijdens de politionele acties de kant van Indonesië koos? Dat vertik ik. En was Multatuli dan niet net zo fout?

„Marlene go home!”, brulde een menigte in Berlijn toen Marlene Dietrich daar in 1960 op bezoek was. Een verrader vonden veel Duitsers haar, omdat ze tijdens de oorlog voor geallieerde soldaten had gezongen. Een moordwijf, als je het mij vraagt.

Eigenlijk ben ik zelf een miezerige verrader. In 2009 tekende ik in De Gelderlander op, wat ouders meemaakten toen in Spanje een schoolbus omsloeg. Eén dode en een aantal gewonden. Mijn zoon zat in die bus. Chaos. Urenlange onzekerheid. Dat schreef ik allemaal op, tot ongenoegen van de school. Als ouder was ik een insider en daarom vond de school dat ik mijn mond had moeten houden. Volgens de wet van de eigen groep.

Vorige week pleegde ik alweer verraad. Ik heb het voor elkaar gekregen om vlak na mijn pensionering in onmin met de krant te geraken en zwijg niet. Hier en daar klinkt gemor. Sommige oud-collega’s tonen zich minder geamuseerd. Alweer volgens de primitieve wet van de eigen groep.

Dat is meteen de paradox van de journalistiek. We wroeten ongeneerd in andermans beerput, bijvoorbeeld die van de Nijmeegse schouwburg. Dat brak directeur Albert Krielen lelijk op. Puike prestatie van een collega, niks mis mee. Maar de vuile was buiten hangen, dat is iets voor anderen. Vindt de journalist. Zodra iemand uit eigen kring uit de school klapt, deugt hij niet.

Dan deug ik maar niet. De Persgroep, de nieuwe eigenaar van mijn oude krant, dendert als een bulldozer door het bedrijf. Freelancers worden verder afgeknepen. En opeens trof oudgediende Stefan Verwey zijn tekeningen niet meer aan in de krant. Zonder enige kennisgeving vooraf. En achteraf.

Columnist Ephimenco bij Trouw, ook een Persgroepkrant, zag na veertien jaar zijn vakantievergoeding van 750 euro geschrapt, evenals collega Rob Schouten. ‘Dit soort regelingen past niet in het  Persgroepbeleid.’ BN’er Jan Mulder daarentegen mag van diezelfde Persgroep tegen een beloning van 5.200 euro per column wekelijks een stukje gaan tikken voor de Belgische krant Het Laatste Nieuws.

Ga ik zwijgen? Nee. Deed ik ook niet bij de Russen. Drie jaar na mijn verbanning mocht ik weer terug naar Moskou. In de vier jaren die volgden, heb ik geen woord ingeslikt. Zoals ik de dingen zie, zo schrijf ik ze op. Daar. Hier. Toen. Nu. En straks.

Rammelen

maaike_rondIn mijn thematuintje staat het in de luwte: opvoeden. Gevoelig onderwerp. Dat bleek ook toen Sheila Sitalsing er vorige week in Volkskrant Magazine over schreef. De Surinaamse ‘Roy-ik-ga-jou-rammelen’-opvoedingsstijl werd in het zonnetje gezet. Om bijna onmiddellijk daarna terecht te komen in een Hollandse storm van verontwaardiging, want slaan is uit den boze. Toch?

Sitalsing had ‘Waarom? Daarom!’ van cabaretier Roué Verveer gelezen en daarin wordt het onderwerp nóg grappiger gemaakt door de Surinaamse stijl scherp af te zetten tegen de Nederlandse ‘Fleurtje-ik-ben-niet-boos-maar-verdrietig’-opvoeding.

Ons werd op een geestige manier een spiegel voorgehouden en dat kan nooit kwaad.

Toch schuurde het bij veel lezers, ook bij mij een beetje. Ik ken minstens twee volwassenen die in hun kindertijd zo’n exotische rammelopvoeding hebben mogen genieten. Letterlijk. Ze waren trouwens oer-Nederlands.

En als je weet dat ook nú nog in elke schoolklas gemiddeld één kind zit dat thuis wordt mishandeld, dan is ‘Ik ga je rammelen’ geen gelukkig gekozen titel voor een stuk dat gewoon een wat strakkere opvoeding – u zeggen, niet tegenspreken – wil propageren.

Als je als krant vervolgens kritiek pareert met te zeggen dat Volkskrant Magazine niet zo serieus bedoeld is, maak je er dan niet nét iets te veel een vermakelijk niemandalletje voor het weekend van?

Los van het artikel voel ik nóg een schuurplekje.

Opvoeden is optreden, als dat voor kinderen nodig is. Maar soms lijkt het wel optreden als in een voorstelling: in supermarkt, trein, restaurant, op verjaardagen, camping en school zijn we elkaars publiek bij een stukje theater.

De acteurs laten zien hoe goed ze aan het opvoeden zijn. Demonstreren dat je niet over je laat lopen. Of dat je die geduldige moeder, die aandachtige vader, die fijne opa, die lieve oma en die ideale leerkracht bent. Allemaal voor de kinderen. Of voor elkaar?

Laat ik eerlijk zijn: ik zou zo’n ‘verdrietige’ zeurouder graag eens… eh… inderdaad, willen rammelen.

Afgeserveerd

rob rondEn toen stond ik op de keien. Dingdong: pensioen. De dag die – je wist dat – zou komen.

De dood dient zich nogal eens onverwachts aan, de AOW gelukkig niet. Meende ik tot voor kort nog te weten. Totdat afgelopen week Den Haag de AOW-datum voor mensen na mij definitief naar achteren verschoof. Tja, wat doe je eraan? De vooruitgang hou je niet tegen.

Wat zeuren we eigenlijk? De huidige generatie krijgt tenminste nog een staatspensioentje en mag dood. Onze genetisch sterk verbeterde achterkleinkinderen gaan straks eeuwig mee en dan is het gedaan met de knarrenbijstand. Niet dat er dan nog werk is, want tegen die tijd wemelt het onvermijdelijk van de robots. Wordt ieder mens werkloos zzp’er. Een wenkend perspectief voor Halbe Zijlstra.

Terug naar de keien. Die vielen harder uit dan ik hoopte. Willen jullie mijn column blijven plaatsen? Aldus mijn vraag aan de krant die ik verliet. Jawel, zei de krant. En bood een gage waarvoor een werkster de stofzuiger nog niet aanzet. Ik vroeg om een nieuw bod.

Intussen groot nieuws in de vernieuwde krant, de dag na Pinksteren: Brangelina adopteert een zevende kindje.

Onvermeld in diezelfde krant: Nobelprijswinnaar John Nash en zijn vrouw Alicia zijn in een New Yorkse taxi verongelukt. Nash kun je kennen van de film ‘A beautiful mind’, waarin Russell Crowe uitbeeldt hoe de geniale wiskundige rond zijn dertigste schizofreen wordt. Goed voor vier Oscars.

Paginagroot diezelfde week: Gerard Joling heeft een 91-jarige vrouw bijna doodgereden en dan kun je met goed fatsoen toch niet met de Toppers in de Amsterdam ArenA gaan staan zingen?

Niet in de krant: moeders van Russische soldaten die sneuvelen in vredestijd – ra ra hoe kan dat, want Moskou heeft toch geen militairen in Oost-Oekraïne? – mogen daarover niet hardop meer klagen, want Poetin heeft dat tot staatsgeheim verklaard.

‘Ik ben bang dat jullie nu op een lezerspubliek mikken dat wegloopt’, mailde ik naar de leiding van de vernieuwde krant. ‘En wel dezelfde lezers die weglopen bij het AD en De Telegraaf.’

De krant reageerde als door een adder gebeten: nou, dan is het maar goed dat je geen columns meer voor ons hoeft te schrijven.

Afgeserveerd.

In september 2013 was columnist Anton van Hooff ook al afgeserveerd. Hij had kritiek op onze krant geleverd in NRC Handelsblad. Reactie van onze hoofdredactie toen: kritiek op onze krant kan, maar dan wel in onze eigen kolommen.

O ja? Wat zie je nu? Kritiek is niet eens welkom achter de coulissen.

Voor de lezers en de vele bevlogen overgebleven collega’s hoop ik dat de nieuwe koers van de krant de juiste is of dat er tijdig wordt bijgestuurd. Er is al genoeg moois naar de kloten geholpen.

En mijn column? Die zie je voortaan elke zondag op de plek waar je deze nu aantreft. Hoort, zegt het voort. Mijn volgende project wordt het uitbouwen van de Netkrant. Ik heb er zin an!

De kop eraf

maaike_rond‘Columnisten zijn een hedendaagse plaag’, schreef iemand op een forum. Onder een column.

Tja. God is dood, bidden dus uit, en elkaar brieven schrijven ook. Bij verkiezingen mag je alleen kleuren en dan nog slechts op één plek én binnen het lijntje.

Dus waar laat je als expressieve burger je mening als je een onweerstaanbare aandrang tot creativiteit krijgt? In een column. Maar dan moet je er natuurlijk wél een plekje voor krijgen. Dank, RunderVink!

Al op de middelbare school schreef ik graag stukjes. Mijn leraar Nederlands, met afstand nummer één in impopulariteitspolls, las er eentje in de klas voor en beoordeelde het als van Libelleniveau. In onze kringen was dat een bedenkelijk compliment.

Mijn latere schrijfcoach zei: „Dit is een genre dat je goed in de vingers hebt!” Kijk, daar kon ik wat mee, maar toen had hij de euvele moed om God achterna te gaan en overleed hij, plotseling. En nou heb ik van vroeger alleen nog Jan Blokker. Die is ook niet meer onder ons en verder ook nergens, want God heeft de hemel  mee zijn graf in genomen.

De betekenis van Blokker is de herinnering: een columnist die mij niet verveelde. Zuurpruim, vond mijn vader. Ik herinner me een stuk dat als volgt begon: ‘Deze column is in grote woede geschreven.’ Dat vond ik niet zuur, dat vond ik ijzersterk.

Overigens hebben ze bij Libelle al jaren nog een stukje van me liggen. Blijft hun eigendom, ook al plaatsten ze het niet, destijds. Dat eerste vind ik raar, het laatste vind ik jammer. Het zij zo.

Maar was die afwijzing nou een compliment of niet? We gaan het zien, mijn ‘level’, zoals dat tegenwoordig heet. De kop is eraf.