Maandelijks archief: februari 2012

Moordvent

rob rond‘Zodra ik mijn eigen familie niet meer herken, wil ik dat een arts mij helpt aan een goede dood. Deze verklaring is aan de orde, indien ik op enig tijdstip niet in staat ben haar te bevestigen, te wijzigen of te herroepen, op grond van onvoldoende bewustzijn of onvermogen mij uit andere hoofde te uiten.’

„Meneer Vunderink, kijkt u mij eens aan.”
Wat een drukte aan mijn bed. Wie zijn die lui?
„Pa, de dokter wil je wat vragen stellen.”
Wat willen die lui? Ik heb honger. Ik wil iets lekkers.
„Ik heb honger. Ik wil iets lekkers.”
„Geef hem maar iets”, zegt de dokter.
Chocoladepudding met slagroom. Hoe zouden ze weten dat ik dat lekker vind?

„Herkent u dit?” De dokter wappert met een papiertje. „Hier staat dat u met behulp van een arts wilt sterven als u dement mocht worden en gezinsleden niet meer herkent. Weet u zeker dat u nooit meer wakker wilt worden?”

Ik hoop dat ik straks meer pudding krijg. Ik wil elke dag wel pudding. Ik hoop dat ik nog heel vaak pudding krijg. Met slagroom. Maar dat gezeur. Ik wou dat ze er een einde aan maakten.
„Ik wou dat jullie er een einde aan maakten.”

„Weet u wie dit is?”, vraagt de dokter, wijzend op de man naast hem.
Wat is dit voor dom gedoe. Ik zal mijn eigen broer toch wel herkennen?
„Ik zal mijn eigen broer toch wel herkennen?”
„Bijna goed. Probeert u het nog eens.”
Het is mijn broer toch? En waar blijft dat lekkers?
„Waar blijft dat lekkers?”
„Pa, je hebt je toetje al op.”
Ik heb helemaal niks op. Wat een treiterkoppen. Wat denken ze wel. Dat ik dement ben? Laat die lui eens normaal doen.
„Wat denken jullie wel! Dat ik dement ben? Doe eens normaal, man!”

„Zie, dokter, huilt-ie alweer. Dat doet mijn vader steeds vaker als-ie iets niet begrijpt. Dit is precies waar hij bang voor was toen hij nog bij de tijd was: een onwaardige oude dag. Bang om niet meer te snappen wie hij is. Of waar hij is. Daar was die verklaring voor.”

Waar blijft mijn lekkers? Waarom pesten ze me zo? Dit is ondraaglijk. Er moet een einde aan komen.
„Dit is ondraaglijk. Er moet een einde aan komen.”

„Daar blijft u bij, meneer Vunderink? U weet dat zeker?”
Ik wil iets lekkers en natuurlijk weet ik dat zeker.
„Natuurlijk weet ik dat zeker.”
De dokter zet een injectiespuit op de arm van de man in het bed.

Hé, waarom doen ze het licht uit?

Ziek gefantaseer? Op 15 maart 2011 werd euthanasie gepleegd op een 64-jarige demente vrouw in Brabant. Jaren eerder, bij de eerste tekenen van alzheimer, had ze een verklaring getekend waarin ze om euthanasie vroeg zodra ze rijp was voor een verpleegtehuis. Uiteindelijk herinnerde ze zich haar verzoek niet meer. Op de vraag van een arts of ze nog steeds euthanasie wilde, antwoordde ze: „Doodgaan wil ik niet. Dan ben ik niets meer.”

Helaas. Het papiertje geeft de doorslag. Nu is de dokter de baas. Een moordvent.